Nieuws

Genetische bronnen van bomen beschermd in Europees netwerk

article_published_on_label
30 mei 2017

In Europa wordt meer dan 30 miljoen ha bos beschermd om de biodiversiteit te behouden. Een specifieke bescherming van de zo belangrijke genetische bronnen van bomen zit hier veelal niet in. Omdat boomzaden relatief kort bewaard kunnen worden, is het belangrijk om genetische bronnen in ‘levende collecties’ te behouden. Vanaf 30 mei komen 26 Europese landen, waaronder Nederland, bijeen in Amsterdam om een strategie voor het behoud van genetische diversiteit van onze bossen te ontwikkelen.

In Europa worden het beheer en de instandhouding van genetische hulpbronnen van bossen gecoördineerd door het EUFORGEN-programma. De 26 deelnemende landen hebben door heel Europa een netwerk van genenbewaringsunits aangelegd voor meer dan 100 boomsoorten. Behoud van genetische bronnen vindt op vele manieren plaats. Het opslaan van zaden in een genenbank is een mogelijkheid, maar in tegenstelling tot veel gewassen overleven boomzaden niet lang. Als gevolg daarvan kunnen genetische bronnen van bomen het beste in het veld worden behouden. Dit kan in de vorm van ex situ-collecties. Ex situ-collecties zijn speciaal ontworpen om genetische diversiteit te behouden buiten de natuurlijke habitat, in de vorm van levende bomen die goed beschermd en beheerd worden. De collecties worden aangelegd door middel van enten of zaailingen afkomstig van materiaal dat verzameld is in de oorspronkelijke populaties, meestal kleine relicten. Staatsbosbeheer onderhoudt een dergelijke collectie in boswachterij Roggebotzand (zie ook http://www.genenbankbomenenstruiken.nl/).

Het heeft volgens onderzoekers van Wageningen University & Research echter de voorkeur om genetische diversiteit in bosbomen op locatie (in situ) te behouden. “Op deze manier kunnen populaties zich door natuurlijke verjonging en natuurlijke selectie aanpassen aan dynamische processen,” zegt boomgenetisch onderzoeker Joukje Buiteveld. “Zo verandert de genetische samenstelling elke keer als er nieuwe zaailingen komen en volwassen bomen worden verwijderd. Het doel van deze conserveringsstrategie is het behouden van het adaptieve potentieel van de populatie als geheel, niet alleen de individuele bomen. Daarnaast vullen ex situ en in situ behoud elkaar aan. Het materiaal uit de ex situ collecties wordt gebruikt om het behoud van kleine populaties te ondersteunen of om nieuwe natuur te realiseren.”

Het EUFORGEN programma heeft voor meer dan 100 boomsoorten een netwerk van deze in situ-genenbewaringsunits aangelegd door heel Europa. De hiervoor opgerichte database EUFGIS (European Information System on Forest Genetic Resources) bevat meer dan 3200 van deze genenbewaringsunits. Ook Nederland is onderdeel van dit netwerk. Nederland heeft nu 13 genenconserveringsunits voor 13 soorten aangewezen. Samen goed voor 360 ha. Joukje Buiteveld: “Omdat dit netwerk van units verspreid voorkomt over verschillende klimaatzones, zit er een grote verscheidenheid aan adaptieve eigenschappen in. Daardoor bevatten de conserveringsunits in elk land specifieke genetische kwaliteiten die mogelijk niet in andere landen aanwezig zijn. Ons doel is dat er in zijn totaliteit voldoende adaptieve genetische diversiteit aanwezig is in dit netwerk om veranderingen in klimaat en milieu in de toekomst te kunnen opvangen.”