Het immuunsysteem

Virussen, bacteriën en parasieten kunnen een gezond mens ziek maken. Een onschuldige neusverkoudheid wordt door een virus verspreid; maag- en darmklachten kunnen worden veroorzaakt door bedorven voedsel. Het menselijk lichaam laat niet zonder protest iets vreemds toe, zeker niet wanneer dit voor het lichaam schadelijk is. Het lichaam heeft een verdedigingssysteem tegen infecties door virussen, bacteriën en parasieten: het afweersysteem, meestal immuunsysteem genoemd.

Herkenning

Het immuunsysteem is in staat tot specifieke herkenning van een onbeperkt aantal verschillende moleculen die het lichaam binnenkomen. Het immuunsysteem gebruikt dit herkenningsvermogen om de aanwezigheid vast te stellen en vervolgens de verwijdering te bewerkstelligen van virussen, bacteriën, parasieten en cellen die niet in het lichaam thuishoren, zoals transplantaten en tumorcellen. Dit is de basis van onze bescherming.

Viruscel

De herkenningstaak wordt uitgevoerd door witte bloedcellen (met name de lymfocyten) en door antistoffen (of antilichamen). Beide kunnen in vrijwel alle weefsels van het lichaam doordringen en specifiek het lichaamsvreemde molecuul herkennen. Het immuunsysteem onthoudt welke vreemde moleculen het heeft herkend, zodat bij een hernieuwd contact met het lichaamsvreemde molecuul, een snellere en hevigere reactie optreedt.

Dit heet: immunologisch geheugen.

Vreemde stoffen hebben veel mogelijkheden om ons lichaam binnen te komen. Het totale oppervlak waarmee ons lichaam aan de buitenwereld wordt blootgesteld bestaat uit 2 m² huid, 80 m² longweefsel en 300 m² darmweefsel.

Wanneer virussen of bacteriën het lichaam binnendringen worden deze bekleed met antistoffen. De infectie wordt zo efficiënt door afweercellen opgeruimd.

Bij een allergie reageert het immuunsysteem niet alleen op schadelijke indringers, maar ook op onschadelijke stoffen op de huid, in de voeding en in de lucht.

De schade in het lichaam wordt dan niet veroorzaakt door de binnendringende stof, maar door de veel te hevige reactie van het eigen immuunsysteem. Stoffen die een allergische reactie veroorzaken worden allergenen genoemd.

Allergenen zijn bijna altijd eiwitten. De antistoffen die het lichaam bij het eerste contact met een allergeen aanmaakt zijn bij allergische mensen vooral zogenoemde IgE antistoffen. Deze reageren met het allergeen.

Als zulke antistoffen in het bloed aanwezig zijn is men allergisch; men is overgevoelig geworden. Dit proces heet allergische sensibilisatie.

Wanneer het lichaam daarna opnieuw in aanraking komt met het allergeen dat de allergische reactie veroorzaakte, wordt er onder andere histamine gevormd uit mestcellen in de huid en in de slijmvliezen van de luchtwegen en het maag-darmkanaal. Het lichaam ontwikkelt dan heel snel (binnen 10-20 minuten) klinische klachten van de allergie.

Pindareactie