Veelgestelde vragen

18 vragen over paling (Europese aal)

Hoe gaat het met de aal in Nederland en in Europa? Wat zijn de oorzaken van de achteruitgang van het aalbestand, en welke maatregelen kunnen we nemen? Antwoord op deze en andere vragen vind je in onderstaande Q&A.

Hoe is de levenscyclus van de Europese aal?

De paling of Europese aal (Anguilla anguilla) paait eenmaal in zijn leven in de Sargassozee, een kilometers diepe zee in het noorden van de Atlantische Oceaan, in de buurt van de Bermuda-eilanden. De Atlantische Golfstroom neemt de larven van de aal mee richting de Europese kust. Na ongeveer tien tot dertig jaar gaan de volwassen vissen terug om te paaien, een tocht van bijna 6.000 kilometer.

Levenscyclus Europese aal
Levenscyclus Europese aal

Waarom gaat het beheer van aal grotendeels via de Europese Unie?

Europese aal is één populatie met een groot verspreidingsgebied van IJsland tot Noord-Afrika. Alle volwassen schieraal uit het hele verspreidingsgebied trekt naar de Sargassozee om daar te paaien. De volwassen schieraal gaat na de paai dood, en de jonge glasaal komt na een lange tocht van een tot drie jaar weer bij de Europese kusten aan. Hierdoor is herstel in Nederland niet alleen afhankelijk van de situatie in Nederland. Herstel van de aal kan niet door één land worden bewerkstelligd, maar moet samen met alle landen uit het verspreidingsgebied worden gedaan.

Figuur: Verspreiding van de aal, en de verschillende aalbeheergebieden. Bron: ICES WGEEL 2020.
Figuur: Verspreiding van de aal, en de verschillende aalbeheergebieden. Bron: ICES WGEEL 2020.

Hoe gaat het met de aal in Europa?

De stand van de Europese aal (of paling) is nog maar een fractie van wat deze voor de jaren 1980 was. In de Noordzee is het percentage glasaal dat aankomt langs de kust zo’n 0,6% (ICES-advies 2021) van die van voor 1980. In de andere gebieden is dat percentage zo’n 5,4%. Het percentage jonge rode aal is circa 16% van de periode van voor 1980. In november 2021 maakte ICES bekend dat de toestand van de paling kritiek blijft, en adviseert aan de hand van het voorzorgsprincipe om geen aal meer te vangen en andere sterfte door menselijk handelen te stoppen of tot een minimum te beperken.

Aal is in 2007 in Appendix II in de CITES-lijst geplaatst. CITES is een internationaal verdrag tussen landen die de handel in diersoorten en planten beperkt. Appendix II houdt in dat de soort “niet noodzakelijkerwijs wordt bedreigd, maar dat het verstandig wordt geacht de handel te reguleren opdat die handel geen bedreiging vormt voor de soort en van daaruit maatregelen worden genomen die de handel in aal beperkt”. Hierdoor mag er bijvoorbeeld geen export van Europese aal uit de EU zijn.

De IUCN (organisatie met leden vanuit overheden en NGO's) heeft aal aangemerkt als 'ernstig bedreigd' sinds 2009. Recentelijk is dit geherwaardeerd, waarbij is besloten dat aal de status van ‘ernstig bedreigd’ blijft behouden.

Voor meer informatie en grafieken over trends in (glas)aal en aalvangsten wordt verwezen naar de links aan het einde van deze Q&A.

1. Glasaal die bij de Noordzee (‘North Sea’) aankomt.
2. Glasaal die bij andere gebieden aankomt (‘Elsewhere Europe’)
3. Jonge rode aal (‘Yellow eel recruitment index’)

Figuur: Index voor 1. glasaal die bij de Noordzee (‘North Sea’) aankomt. 2. glasaal die bij andere gebieden aankomt (‘Elsewhere Europe’) en 3. Jonge rode aal (‘Yellow eel recruitment index’). De blauwe horizontale lijn is het gemiddelde van de jaren 1960-1979. De grafieken komen voort uit meerdere glasaalseries uit Europa.

Hoe is de aalstand in Nederland?

Net als in de andere landen van het verspreidingsgebied van aal, is ook in Nederland de aalstand sterk achteruitgegaan. Zo wordt er op meerdere plekken in Nederland glasaal gemeten. De langstlopende monitoringsreeks glasaal in Nederland is die bij de spuisluizen in Den Oever (zie figuur). Deze reeks laat de laatste decennia een constant lage trend zien. Ook de elektrokorsurvey in het IJsselmeer en Markermeer (vooral rode aal) en de vangsten in de NIOZ-fuik bij Texel (rode aal en schieraal) laten de laatste decennia een constante lage trend zien (zie figuren).

1. Glasaalindex bij Den Oever
2. IJsselmeer-elektrokormonitoring
3. NIOZ-fuik Texel

Figuur: Langlopende aalmonitoring in Nederland: 1. De glasaalindex bij Den Oever; 2. De IJsselmeer-elektrokormonitoring; en 3. De NIOZ-fuik bij Texel.

Wat zijn de oorzaken van de achteruitgang van de Europese aal?

Waarschijnlijk is er niet één enkele oorzaak, maar speelt een combinatie van factoren een rol. Er zijn onvoldoende gegevens om te zeggen hoeveel invloed elke factor heeft. Mogelijke oorzaken zijn:

  • Habitatverlies
  • Stuwen/waterkrachtcentrales/gemalen/dijken die de in- en uittrek hinderen
  • Vervuiling
  • Visserij (commerciële en recreatieve)
  • Zwemblaasparasiet en andere ziektes
  • Veranderende zeestromen
  • Klimaatverandering

Welke maatregelen worden er genomen om de aalstand te verbeteren?

Voor het herstel van de aalpopulatie heeft De Raad van de Europese Unie in 2007 de EU-aalverordening vastgesteld (EC 1100/2007). Deze verordening verplicht de Europese lidstaten om met eigen nationaal aalbeheerplan te implementeren. Het doel van is als volgt omschreven: “Het verminderen van de antropogene sterfte, zodat er een grote kans bestaat dat ten minste 40% van de biomassa van schieraal kan ontsnappen naar zee, gerelateerd aan de beste raming betreffende de ontsnapping die plaats zou hebben gevonden indien de mens geen invloed had uitgeoefend op het bestand. De beheersplannen voor aal worden opgesteld met het oog op het bereiken van die doelstelling op lange termijn.

Lidstaten zijn verplicht om elke drie jaar over de voortgang van de nationale aalbeheerplannen te rapporteren aan de Europese Commissie. In 2009 hebben de meeste EU-landen aalbeheerplannen ingevoerd en beschermingsmaatregelen genomen. Deze plannen variëren per land qua opzet en aanpak.

De belangrijkste maatregelen die de Nederlandse overheid in haar aalbeheerplan heeft opgenomen staan in onderstaande tabel:

Maatregelen in het Nederlands aalbeheerplan
Terugzetten van aal op zee en op binnenwater door sportvissers.
Verbod op recreatieve visserij, gebruikmakend van professionele vistuigen.
Gesloten aal-visseizoen 1 september tot 1 december.
Decentraal aalbeheer in de provincie Friesland (op basis van quotum).
Stoppen met uitgave van peurvergunningen op Staatswateren.
Onderzoek naar het kweken van aal in gevangenschap.
Oplossen van migratieknelpunten bij sluizen, gemalen en andere kunstwerken.
Aangepast turbinebeheer bij de drie grote waterkrachtcentrales, verminderen sterfte met minstens 35%.
Visserijvrije zones in gebieden die belangrijk zijn voor aalmigratie.
Sluiten van de visserij in de belangrijkste grote rivieren, met als aanleiding dioxineverontreiniging.
Uitzet van glas- en pootaal.

De aalsector in Nederland – beroepsvisserij en kweek, verenigd in Stichting DUPAN (Duurzame Paling Nederland) – onderneemt in samenwerking met de overheid ook diverse acties gericht op het herstel van de aal:

  • Uitvoering van de uitzet van glasaal zoals bepaald in het aalherstelplan
  • Aal over de dijk zetten om te voorkomen dat dijken en gemalen een blokkade bij de trek terug naar zee vormen
  • Investeren in onderzoek naar de voortplanting van de aal om in de toekomst niet meer afhankelijk te zijn van wildvang voor kweek en uitzet.

Helpt het aalbeheerplan de Nederlandse aal?

Deze vraag is lastig te beantwoorden. Omdat aal een langlevende soort is en omdat het effect ook afhangt van de inspanningen van andere landen in het verspreidingsgebied van aal, zijn grote effecten niet direct te verwachten.

Door een verminderde antropogene sterfte als gevolg van de ingrijpende maatregelen die in Nederland zijn getroffen, was er in eerste instantie wel een toename in biomassa verwacht. Deze toename is ook waargenomen. Echter, op de langere termijn moet deze toename komen door een toename in glasaal die bij de kust aankomt. Immers, alleen dan weten we zeker dat alle maatregelen ook echt hebben geleid tot een groter paaibestand met meer jonge (glas)aal.

In de glasaaltrends zijn een aantal jaren geweest waarin meer glasaal leek aan te komen. Echter, in de laatste paar jaar komt juist weer heel weinig glasaal aan. Het laatste ICES-advies laat zien dat de hoeveelheid glasaal die aankomt in de Noordzee 0,6% is van de hoeveelheid die voor de jaren '80 aankwam. Kortom: van een duidelijk herstel van de glasaal is nu nog geen sprake: niet in Europa en ook niet in Nederland.

Is het uitzetten van glasaal uit andere landen in Nederlandse wateren goed voor het aalbestand?

Onderdeel van de EU-aalverordening is het uitzetten van glasaal die meestal is gevangen in Frankrijk en soms in Spanje, Portugal of (voor de Brexit) Engeland. Dit heeft geleid dat in veel lidstaten de uitzet van glasaal in de nationale aalbeheerplannen is opgenomen. Zo ook in het Nederlandse aalbeheerplan, wat heeft geleid tot meer uitzet sinds 2009 in vergelijking met de jaren ervoor.

De gedachte achter het verplaatsen van glasaal is dat de aalstand in Europa verbetert als glasaal wordt weggehaald uit gebieden waar de kans kleiner is dat de aal tot schieraal uitgroeit - en succesvol paait in de Sargassozee - dan in het gebied waar hij wordt uitgezet. Het is bekend dat uitgezette glasaal opgroeit tot volwassen aal. Echter, het is niet bekend of ze succesvol de paaigrond kunnen bereiken. Tevens is er weinig bekend over hoe de ontwikkeling van de glasalen uit de donorlocaties zou zijn geweest. Immers: daar werd juist glasaal onttrokken en glasaaluitzet is alleen zinvol als er een netto voordeel is voor de hoeveelheid aal die zich uiteindelijk succesvol weet voort te planten.

Hiervoor is kennis nodig over:

Doordat deze kennis ontbreekt, adviseert ICES op basis van het voorzorgsprincipe om geen glasaal te vangen; en dus ook niet voor uitzet. Dit is in tegenspraak met de EU-aalverordening, waarin het uitzetten van glasaal juist gezien wordt als een beheersmaatregel.

Waarom stelt de EU-aalverordening dat we terug moeten naar 40% van het oorspronkelijke schieraalbestand?

De EU-aalverordening heeft als doel om op lange termijn een paaibestand van ten minste 40% van het oorspronkelijke bestand te bereiken:

Het doel van elk aalbeheerplan is het verminderen van antropogene sterfte, zodat de ontsnapping naar zee van ten minste 40% van de schieraalbiomassa mogelijk is in verhouding tot de beste schatting van het ontsnappingspercentage dat zou hebben bestaan ​​als er geen antropogene invloeden waren geweest.

Een universele waarde voor een bestand dat nog voldoende nakomelingen produceert is 30% van een bestand zonder enige menselijk handelen. Om rekening te houden met de onzekerheid van dit getal heeft ICES geadviseerd een waarde van 50% aan te houden. De EU is hiertussen in gaan zitten en heeft de waarde op 40% gezet.

Hoe komt een ICES-advies tot stand en hoe is Wageningen Marine Research (WMR) betrokken bij het ICES-advies?

ICES kent vele werkgroepen over vele onderwerpen. Een van deze werkgroepen is de werkgroep aal (WGEEL) die zich met aal bezighoudt. Aaldeskundigen (40-50) uit de landen in het verspreidingsgebied van aal komen hier samen. Omdat aal zowel in zoet als zout water voorkomt, en ook in de Middellandse zee, is WGEEL een gedeelde werkgroep van meer dan alleen ICES-deelnemers. Deze werkgroep houdt zich onder andere bezig met de toestand van de aal en rapporteert daar jaarlijks over. Ook Wageningen Marine Research (WMR) levert experts, data en (landen)rapportages aan deze werkgroep.

ICES wordt regelmatig benaderd voor advies. Zo wordt jaarlijks advies gevraagd over de toestand van de aal door de Europese Commissie, DG-MARE. Een dergelijk advies wordt opgesteld via een speciale procedure. De experts die bijeenkomen in de werkgroep aal stellen een conceptadvies op, op basis van de bevindingen in de werkgroep. Vervolgens wordt dit conceptadvies onder de loep genomen door een werkgroep, die tot doel heeft de kwaliteit van het advies te controleren en het advies zo te formuleren dat het helder is en in lijn met de manier waarop ICES advies geeft (advice-drafting-group, ADGEEL). Dit conceptadvies wordt vervolgens voorgelegd aan de Advisory Committee (ACOM) van ICES. In deze ACOM-commissie heeft elk ICES-land vertegenwoordiging en één stem. Een advies wordt alleen gegeven als alle ACOM leden/landen het wetenschappelijk advies onderschrijven. Een ACOM-ICES advies is dus een advies namens alle ICES-landen.

Dit proces van conceptadvies naar ACOM-ICES-beslissing wordt gedaan om te zorgen dat het resulterende ICES-advies ook echt voldoet aan de wetenschappelijke kwaliteitscriteria van ICES en recht doet aan de (wetenschappelijke en onafhankelijke) rol van ICES. Politieke belangen van landen of stakeholders spelen geen rol.

Waarom is het ICES aal-advies van 2021 ‘scherper’ dan in voorgaande jaren?

Het ICES-advies is aangepast zodat het duidelijker is, en meer in lijn met andere adviezen die ICES geeft. De aanpassing heeft niet zozeer te maken met veranderde biologische inzichten.

Waarom is het jaarlijkse ICES-advies niet gebaseerd op de EU-aalverordening?

De EU-lidstaten uit het verspreidingsgebied van aal hebben naar aanleiding van de EU-aalverordening aalbeheerplannen gemaakt. In deze beheerplannen staan maatregelen waaraan de lidstaten zich moeten houden. Het doel is een paaibestand van ten minste 40% van het oorspronkelijke bestand. Of deze doelstelling haalbaar is met deze set van maatregelen is echter niet door wetenschappers getoetst. Binnen ICES worden de doelstellingen daarom gezien als managementdoelstellingen, en is het niet zeker hoe groot het aalbestand moet zijn om een gezonde populatie te waarborgen.

Door deze onzekerheden adviseert ICES niet aan de hand van de aalbeheerplannen, maar aan de hand van het voorzorgsprincipe. Het voorzorgsprincipe stelt dat bij aanwijzingen voor een grote achteruitgang ten opzichte van eerdere schattingen een nulvangst advies wordt gegeven (ICES, Guide to ICES advisory framework and principles).

Hoe betrouwbaar is de driejaarlijkse schatting van de schieraaluittrek uit Nederland?

Elke drie jaar is er vanuit de aalverordening de verplichting om de uittrekkende schieraalbiomassa en de antropogene sterfte te bepalen. Het ministerie van LNV is verplicht deze gegevens te leveren en vraagt Wageningen Marine Research dit voor hen te doen.

Het bepalen van de absolute biomassa schieraaluittrek is erg ingewikkeld. Om deze uit te rekenen wordt gebruik gemaakt van een groot aantal aannames. De omvang van de opwerking (schieraalbiomassa in héél Nederland) en de beschikbare (historische) gegevens lenen zich niet tot zeer nauwkeurige berekeningen. De schattingen van de huidige schieraalbiomassa moeten daarom voorzichtig worden geïnterpreteerd, vanwege de aanzienlijke mate van onzekerheid rond deze schattingen. Verder betekent een stijging of daling in heel Nederland niet dat dit in elk gebied zo is.

Kortom: Wageningen Marine Research berekent de schieraaluittrek vanuit de ‘best beschikbare kennis’. Die kennis kent veel onzekerheden. Het beeld uit deze ‘best beschikbare kennis’ is dat in Nederland de uittrekkende schieraal en de antropogene mortaliteit nog onder de doelstellingen zijn van de aalverordening.

Waarom volgt de politiek de ICES-adviezen niet altijd op?

ICES adviseert op basis van biologisch-ecologische overwegingen rond duurzaam beheer. De politiek neemt in haar besluitvorming ook andere overwegingen mee, waaronder sociaal-economische belangen en zienswijzen vanuit de maatschappij. Dit kan ertoe leiden dat het beheer soms anders wordt vastgesteld dan het gegeven advies, en dat beheer ook per land kan verschillen.

ICES gebruikt de 60er en 70er jaren als referentieperiode. Kan er volgens ICES dan pas weer worden gevist als het bestand een omvang heeft van toen, en niet eerder?

  • ICES adviseert op basis van trends. Omdat deze trends een enorm lage aalstand laten zien wordt er volgens het ICES protocol via het voorzorgsprincipe een nulvangst geadviseerd. ICES gebruikt een referentieperiode om de enorm lage aalstand in cijfers te onderbouwen. Er zijn geen goede gegevens om de omvang van een ‘gezond/robuust bestand’ te berekenen, en men vergelijkt daarom met een periode waar het duidelijk beter ging met de aal. ICES gebruikt de referentieperiode niet als streefwaarde.
  • De Europese Commissie (niet ICES) heeft als streefwaarde (op de lange termijn) om de uittrek van schieraal van een omvang van 40% van de uittrek in de periode tenminste van voor de jaren 1980. Kortom: niet terug naar dat niveau, maar 40% daarvan. De termijn die de EU hiervoor wil hanteren is niet gedefinieerd en hangt mede af van politieke keuzes.
  • ICES kan pas na het bereiken van een duidelijk, doorzettend herstel, resulterend in grotere bestanden, een ander advies geven dan het huidige 0-advies.

Wat is kweekpaling?

Kweekpaling is aal die uit glasaal is opgekweekt tot consumptie-aal. De hele levenscyclus in gevangenschap kan nog niet worden volbracht. Paling uit de kweek komt dus voort uit in het wild gevangen glasaal die vervolgens in een kweek opgroeit. Er is wel onderzoek naar voortplanting in gevangenschap binnen het Eel Reproduction Innovation Centre (EELRIC). De onderzoekers kunnen inmiddels paling voortplanten en produceren wekelijks larven.

Meer informatie over kweek van aal bij WUR

Is het verantwoord om paling te eten?

Wageningen University & Research geeft geen adviezen over de consumptie van aal. Wageningen Marine Research tracht om consumenten, retailers, overheid, NGO's en de visserijsector van goede betrouwbare informatie te voorzien, zodat iedereen daarmee een eigen afweging kan maken. We zien het wel als een taak om te wijzen op wat in dit soort dossiers belangrijk is:

  • Maatregelen nemen in Europees verband: acties in Nederland alleen zijn weinig zinvol.
  • Een goede evaluatie van de in Europees verband genomen maatregelen. Als de effecten onvoldoende blijken, moet daarop actie worden ondernomen.

Wat moet er gebeuren om de aalstand te verbeteren?

  • Concrete maatregelen in Europees verband om de visserijdruk en andere oorzaken van ‘aalsterfte door de mens’ (pompen/gemalen, vervuiling, habitatverlies, ziektes) aan te pakken.
  • Concrete maatregelen in Europees verband om stroperij en illegale handel tegen te gaan.
  • Concrete maatregelen in Europees verband om betere informatie te krijgen over vangsten en de visserij-inspanning, met name van landen waar die gegevens nu nog onvoldoende worden verzameld.
  • Onderzoek naar de vraag ‘werkt de vangst en uitzet van glasaal’. Deze activiteit wordt immers uitgevoerd onder de aanname dat er een overschot is aan glasaal in Frankrijk, waar minder van terechtkomt dan in het geval je deze glasaal deels afvangt en verplaatst naar andere wateren. Ook wordt aangenomen dat deze ‘verplaatste’ glasaal na opgroei tot schieraal de Sargassozee terug weet te vinden en succesvol deelneemt aan de voortplanting. Beide aannames zijn door ICES beoordeeld als ‘onvoldoende bewezen’, met daarbij het gevaar dat als dit niet werkt - zoals wordt aangenomen - de aalpopulatie juist verslechtert. Kortom: is er inderdaad een overschot aan glasaal in Frankrijk waar minder van terechtkomt, en weet schieraal die eerder is uitgezet als glasaal succesvol de Sargassozee terug te vinden en deel te nemen aan de paai?
  • Kunstmatige voortplanting van de aal. Als dat lukt is dat een hele mooie oplossing voor de aalkweek.


Rapportages en ICES-advies