Persbericht

Landbouw moet natuur niet proberen te kopiëren

article_published_on_label
29 maart 2017

“De landbouw moet leren van de natuur. Zeker. Maar we moeten ons er niet op blind staren. Want landbouw is fundamenteel anders dan natuur.” Met die stelling confronteert prof. dr. Jan Willem van Groenigen zijn gehoor tijdens zijn inauguratie op 30 maart als persoonlijk hoogleraar aan Wageningen University & Research.

“Als bodemecoloog moet je voorzichtig zijn met uitspraken als dat de landbouw moet leren van de natuur. Natuur is prachtig en fascinerend, maar ook meedogenloos en oneerlijk. En dus niet altijd zaligmakend. De landbouw is rationeel, kunstmatig. Die twee systemen hebben zeker raakvlakken, maar zijn in de basis geheel verschillend. Als we de natuur precies proberen te kopiëren, dan kunnen we ook mooie kansen missen als bodemecologen,” zegt de Wageningse hoogleraar Bodem-biogeochemie.

Prof. Van Groenigen zet zich in om de rol van het bodemleven te doorgronden ten behoeve van duurzame landbouw. De biodiversiteit in de bodem is ongekend groot, stelt de hoogleraar. “Bacteriën, schimmels, allerlei beestjes en plantenwortels vormen het meest veelzijdige ecosysteem ter wereld. En al dat leven is de motor achter vrijwel alles dat er in de bodem gebeurt”. Van Groenigen onderzoekt onder andere de rol van biodiversiteit van regenwormen.

Wormen zijn goed voor de structuur van landbouwgrond, waardoor lucht en water sneller en dieper doordringen. “Maar wormen kunnen meer. We wisten al van onderzoek in de natuur dat ze de bodem vruchtbaarder kunnen maken door het afbreken van organische stof, waarbij voedingsstoffen vrijkomen voor plantengroei. Maar ons onderzoek laat zien dat wormen in intensieve landbouwsystemen nog een heel nieuwe, positieve rol krijgen: ze maken fosfaat vrij dat vroeger door overbemesting in de grond chemisch is vastgelegd. Een rol die ze in de natuur niet hebben, en waar je alleen achter kunt komen als je als bodemecoloog nauw samenwerkt met bodemchemici en landbouwkundigen,” zegt prof. Van Groenigen.

Aardworm in hand uit wormhotel

Foto boven: Aardworm uit wormenhotel

Wormenhotel

In Nederland komen circa twintig soorten regenwormen voor, elk met hun eigen gedrag en voorkeur voor bodemsoorten. Om makkelijker onderzoek te doen naar de rol die wormen in de bodem spelen is prof. Van Groenigen een unieke faciliteit aan het opzetten: een wormenhotel. “Daarin verblijven de diverse wormensoorten onder omstandigheden die voor hen ideaal zijn, en hebben we ze bij de hand voor ons onderzoek”. Het wormenhotel telt voorlopig vijftien ‘kamers’, elk met een oppervlak van 3 bij 3 meter. “Ik wilde het eerst een ‘wormendierentuin’ noemen, maar ik vond ‘wormenhotel’ een stuk vriendelijker klinken. Bovendien kunnen de wormen, als ze echt graag willen, vrij makkelijk ontsnappen naar de vrije natuur”. Binnenkort ontvangt het hotel zijn eerste gasten. Die zullen vooral worden gebruikt bij (promotie)onderzoek naar de rol van wormen bij fosfaatopname door planten, en bij het reguleren van broeikasgasemissies.

Prof. Jan Willem van Groenigen bij wormenhotel

Foto boven: Wormenhotel - Het wormenhotel kent 15 'kamers'