Project

Beoordeling van ecologische impacts op populatieniveau in het kader van oliebestrijding in het noordpoolgebied

Bij het inschatten van ecologische aantasting door een olieverontreiniging op zee worden regelmatig ‘worst case’ (conservatieve) aannames gedaan. Zo wordt vaak aangenomen dat alle individuen die blootgesteld worden boven een bepaalde concentratie olie overlijden. Wat betekenen dergelijke aannames voor de ingeschatte aantasting en hoe beïnvloeden zij de overweging van verschillende oliebestrijdingsmaatregelen?

Deze vraag stond centraal in dit project. Om hier meer inzicht in te krijgen zijn wiskundige populatiemodellen opgesteld van twee Arctische soorten die een sleutel vormen in het voedselweb: de kreeftachtige Calanus hyperboreus en de Arctische kabeljauw (Boreogadus saida). Deze sleutelsoorten zijn gekozen omdat het Arctische gebied als kwetsbaar wordt beschouwd, maar waar ook de interesse in oliewinning toeneemt.

Een uitdaging is dat deze soorten nog maar beperkt bestudeerd zijn. Er is dus weinig bekend met betrekking tot hun biologie, maar ook hun gevoeligheid voor olieverontreiniging. Door het probleem theoretisch te benaderen en te voeden met de gegevens die er wel zijn is het toch mogelijk om een vergelijking te maken van conservatieve versus meer realistische aannames. Afhankelijk van de omvang van een olieverontreiniging, de duur en concentratie van de blootstelling kan het verschil tussen de twee aannames behoorlijk oplopen. In het meest extreme geval is een verschil van een factor 300 gevonden tussen de berekende populatie herstelduur bij conservatieve en meer realistische aannames.

Hoewel het vanuit het voorzorgsprincipe zinvol kan zijn om ‘worst case’ aannames te doen, is het bij het maken van relatieve vergelijkingen (zoals bij voorbeeld bij bestrijdingsopties gedaan wordt) verstandiger om realistischere aannames te doen. Dit om expliciete weging van opties door de worst case aannames te voorkomen.

Foto: Martine van den Heuvel-Greve
Foto: Martine van den Heuvel-Greve