News

NRC artikel: ‘Het Wereld Natuur Fonds praat als een investeringsfonds’ Nowella Anyango-van Zwieten

article_published_on_label
July 14, 2020

Het NRC artikel (hieronder) bij Marcel aan de Brugh geplaatst op 26 Juni 2020:

Socioloog Nowella Anyango-Van Zwieten ziet dat natuurbeschermingsorganisatie WWF niet aan marktdenken kan ontsnappen.

Om aan extra financiering te komen, heeft het World Wide Fund for Nature (WWF) sinds 2014 steeds meer het jargon en de technieken van de private sector overgenomen.

„In gesprekken met mogelijke geldschieters is men woorden als en gaan gebruiken. En naast subsidies wordt er meer gezocht naar investeringen”, zegt socioloog Nowella Anyango-van Zwieten. Ze promoveerde 12 juni aan de Wageningen Universiteit op haar onderzoek naar de strategieën van het WWF om financiering binnen te halen. In 2018 bedroegen de totale inkomsten 752 miljoen dollar, berekende Anyango-van Zwieten. De Nederlandse tak van de natuurbeschermingsorganisatie heet het Wereld Natuur Fonds (WNF).

Tussen oktober 2014 en juni 2019 kreeg Anyango-van Zwieten toegang tot het kantoor van het WNF in Zeist. Ze mocht er  archieven doorpluizen, kon financiële gegevens inzien en  met medewerkers spreken. Vanuit Zeist kwam ze ook in contact met mensen van kantoren in andere landen – daarvan zijn er wereldwijd 66.

We spreken elkaar op het terras van restaurant Gewoon Gastvrij in Wenum-Wiesel, een dorp net boven Apeldoorn. Anyango-van Zwieten  woont vlakbij, ze is hier op de fiets naartoe gekomen.

Heeft het WWF haar ziel aan de duivel verkocht door te gaan praten en handelen als marktpartijen?

„Ik zou de private sector niet de duivel willen noemen. Het WWF heeft er altijd mee samengewerkt, al sinds de jaren zeventig. Maar recent is diesamenwerking verdiept. Het WWF heeft in een steeds neoliberalere wereld moeten opereren, en zich aan moeten passen om te overleven. En dat in een hoogst competitief veld. Dit is trouwens niet alleen typisch voor natuurbescherming. Je ziet het ook bij ontwikkelingshulp,  in de zorg, in  het onderwijs.

„Net als andere grote natuurbeschermingsorganisaties probeert het WWF publieke en private netwerken binnen te dringen. Het is tegelijk een manier om belangrijke posities te verwerven, zoals in de Global Environment Facility, een fonds dat geld verdeelt voor milieu- en natuurprojecten. Je kunt dan beïnvloeden waar het geld naartoe stroomt.  In 2016 kreeg het WWF ook toegang tot het Green Climate Fund, voor klimaatprojecten.”

Hoe heeft dat uitgepakt?

„Het is te vroeg om iets over het effect te zeggen.”

Maar dat het WWF de taal van de markt overnam zorgde intern wel voor spanningen, schrijft u.

„Voor sommige mensen staan natuurbescherming en marktdenken haaks op elkaar. Je kunt natuur niet verkopen, vinden ze. Maar er zijn ook andere opvattingen. Natuur en biodiversiteit blijven achteruit  hollen, ondanks alle pogingen om  ze te beschermen. Marktkapitalisme is een van de belangrijkste oorzaken van die achteruitgang. Sommigen vinden dat je de private sector juist aan boord moet halen, om haar zo mede-verantwoordelijk te maken.   Bovendien zit daar het  grote geld. De vraag is: hoe kanaliseer je dat richting natuurbescherming?”

Toch is het aandeel van de private sector in het inkomen van het WWF niet toegenomen, blijkt uit uw onderzoek.

„Het is sinds 2007 gelijk gebleven op gemiddeld 11 procent per jaar. Juist het aandeel van de publieke financiering is toegenomen, van 16 tot 20 procent.”

Kunt u dat verklaren?

„Dat komt omdat het WWF zijn blik is gaan verbreden. Tot dan hadden ze vooral contact met milieuministeries. Dat veranderde toen in 2005  de Paris declaration on aid efficiency werd getekend, een verklaring om ontwikkelingshulp te verbeteren. Daarop breidde WWF zijn netwerk uit naar andere ministeries – vooral naar de ministeries die budgetten controleren. Het breidt ook uit naar andere landen, omdat  opkomende economieën als Brazilië, China, India en Zuid-Afrika  meer geld gaan uitgeven aan milieubescherming.

„Vervolgens zie je een trend van toenemende publiek-private samenwerking. Bij die opkomende economieën staat economische groei centraal, en dan met name  de ontwikkeling van infrastructuur. Daarvoor is het bedrijfsleven een essentiële partner. Zuid-Afrika bijvoorbeeld is erg gericht op de private sector. Overheden zijn erg gevoelig voor money talk.  En als de Verenigde Naties in 2015 de duurzame ontwikkelingsdoelen vaststellen, zoeken ze ook meer steun van de private sector. Daaraan past het WWF zich dan weer aan. 

„Het is trouwens wel zo dat WWF-kantoren verschillen in hun aanpak. Ze zijn autonoom. In Duitsland mogen bedrijven het WWF-logo op commerciële producten zetten. In Zeist gaan daarvan de wenkbrauwen omhoog.”

Een van de nieuwe instrumenten van het WWF is het bankable project. Wat is dat?

„Een project waarin men kan investeren, en waarop winst te behalen valt. Financieel, maar ook voor de lokale bevolking en de  natuur.

Een voorbeeld dat het WWF zelf geeft, op navraag,   is het project rondom de Kafue Flats, een moerasgebied in Zambia, in de buurt van hoofdstad Lusaka. Er wordt te veel water aan het gebied onttrokken, voor de bevolking, voor het vee, voor de suikerteelt. De natuurbeschermingsorganisatie maakt met een aantal bedrijven plannen om te investeren in het gebied, bijvoorbeeld in betere irrigatie.

Bankable projects leveren WWF nog niet veel op, schrijft u.

„Het is sowieso een probleem om ze van de grond te krijgen. Vaak zijn de bedachte projecten te klein voor investeerders. Die leggen makkelijker 10 miljoen euro in dan 1 miljoen. Investeerders zijn ook voorzichtig omdat natuurbeschermers geen track record hebben.”

Het WWF zoekt de private sector dan wel meer op, maar vooralsnog blijven de bijdragen van individuen het belangrijkst. Blijft dat zo, denkt u?

„De private sector wordt als spannend gezien, nieuwe instrumenten verzinnen voor investeringen ook. Het vertrouwde, ouderwetse fondsenwerven ziet men als saai. Maar deze groep draagt 40 procent bij aan het inkomen van het WWF. De vraag is of dat zo blijft. Je ziet bij jonge mensen dat ze zich niet zo graag vastleggen voor een vaste, jarenlange donatie. Ook daar zal het WWF zich moeten aanpassen.”

U komt uit Kenia. Valt u iets op aan hoe er in het Westen tegen natuur wordt aangekeken?

„Westerlingen compartimenteren graag. Natuur en cultuur zijn gescheiden. Dat is in Kenia niet zo.  Misschien omdat het wildtoerisme in ons land groot is. Maar misschien zit het ook in ons. Ik ben opgegroeid in Nairobi. Vlakbij ligt de Grote Riftvallei waar het barst van de dieren.  En in het zuidelijk deel van de stad heb je een nationaal park waar je de Grote Vijf kunt zien, ook leeuwen. Je koopt een kaartje, gaat door de poort en kunt er eindeloos rondrijden.”

Correctie 29-6: In een eerdere versie van dit artikel stond dat de inkomsten van het WWF 308 miljoen dollar bedragen. Dat zijn alleen de inkomsten van de Amerikaanse tak. Uit het onderzoek van Anyango-van Zwieten blijkt dat er in 2018 mondiaal  752 miljoen euro binnenkwam bij het WWF.