Nieuws

Overdracht van het Westnijlvirus door Nederlandse steekmuggen

article_published_on_label
8 september 2017

Vandaag promoveert Chantal Vogels op haar onderzoek naar de rol van de noordelijke huissteekmug bij de overdracht van het Westnijlvirus in Europa. Een belangrijke conclusie is dat Nederlandse steekmuggen het Westnijlvirus kunnen overdragen. Toch zijn er op dit moment geen gevallen van Westnijlvirus in Nederland bekend. Mogelijk doordat lage temperaturen de overdracht van het virus remmen.

Steekmuggen spelen een belangrijke rol bij de overdracht van het Westnijlvirus. Dit virus zorgt voor herhaaldelijke uitbraken bij mensen in Zuidoost-Europa, terwijl er in Nederland en omliggende Noord-Europese landen nog geen gevallen bekend zijn. In de natuur circuleert het Westnijlvirus tussen muggen en vogels. Mensen en paarden kunnen ook geïnfecteerd raken met het Westnijlvirus, wat tot ziekte kan leiden, maar het virus kan zich in het bloed van zoogdieren niet genoeg vermeerderen om verder verspreid te worden naar muggen. Om de afwezigheid van het Westnijlvirus te verklaren werd de rol van de meest voorkomende steekmug in Nederland, de noordelijke huissteekmug (Culex pipiens), in de overdracht van het Westnijlvirus onderzocht.

Tweelingzusjes pipiens en molestus

Een van de belangrijkste overdragers van het Westnijlvirus is de noordelijke huissteekmug. Deze veelvoorkomende muggensoort in Nederland bestaat uit twee verschillende tweelingzusjes, de zogenaamde biotypen pipiens en molestus. Beide biotypen zijn qua uiterlijk identiek, maar verschillen in hun gedrag, zoals bijvoorbeeld hun voorkeur voor gastheren. Zo bijt pipiens het liefst vogels terwijl molestus een voorkeur heeft voor zoogdieren, waaronder mensen. Beide biotypen kunnen ook met elkaar kruisen wat resulteert in hybriden. Deze hybriden hebben ideale eigenschappen om het Westnijlvirus van vogels naar mensen over te dragen, omdat ze zowel vogels als zoogdieren bijten.

Ingestuurde muggen gesorteerd en opgeslagen voor onderzoek (Bron: Muggenradar.nl)
Ingestuurde muggen gesorteerd en opgeslagen voor onderzoek (Bron: Muggenradar.nl)

Tot 15 procent hybriden

Om inzicht te krijgen in de aanwezigheid en de activiteit van de biotypen in Nederland, werden muggen verzameld met muggenvallen en met hulp van Nederlandse burgers binnen het Muggenradar project. Beide biotypen en hybriden werden gedurende het hele jaar gevonden op verschillende plekken in Nederland, zowel binnenshuis als buitenshuis. De kruisingen tussen de biotypen werden in het hele land gevonden, met percentages tot wel 15% hybriden in de muggenpopulatie. Kortom, beide biotypen en hun hybriden zijn aanwezig in Nederland, en zowel biotype molestus als hybriden zijn in de zomer en winter actief. Daarnaast bleek uit de Muggenradarresultaten dat vooral molestus verantwoordelijk is voor de overlast die wordt ervaren van deze steekmug.

Nederlandse huissteekmuggen in staat Westnijlvirus over te dragen

De volgende stap in het onderzoek was om te testen of Nederlandse steekmuggen in staat zijn om het Westnijlvirus over te dragen. Hiervoor werden verschillende experimenten uitgevoerd in een streng beveiligd laboratorium waar muggen besmet kunnen worden met het Westnijlvirus. Uit deze experimenten bleek dat de Nederlandse biotypen en hybriden in staat zijn om het Westnijlvirus over te dragen. Een andere belangrijke vondst was dat lage temperaturen de overdracht van het virus sterk kunnen remmen. Slechts enkele muggen konden het Westnijlvirus overdragen nadat ze na blootstelling aan het virus voor 14 dagen bij 18 °C weggezet waren. Daarentegen kon 1 op de 3 biotype pipiens muggen het virus overdragen na 14 dagen bij 28 °C. Dit laat zien dat Nederlandse muggen het Westnijlvirus kunnen overdragen, maar dat lage temperatuur een belangrijke beperkende factor is voor de overdracht van het Westnijlvirus. Het koude klimaat is dus een belangrijke factor die de afwezigheid van Westnijlvirusuitbraken in Noord-Europa kan verklaren.

Nederland moet zich voorbereiden op komst Westnijlvirus

Chantal Vogels verdedigt op 8 september 2017 haar proefschrift in de Aula van Wageningen University. Ze deed haar promotieonderzoek onder begeleiding van prof. Marcel Dicke en dr. Sander Koenraadt aan het Laboratorium voor Entomologie van Wageningen University & Research. De resultaten gepresenteerd in haar proefschrift dragen bij aan onze kennis over verschillen in de overdracht van het Westnijlvirus tussen Noord- en Zuidoost-Europa. De belangrijkste uitkomst is dat lage temperaturen een beperkende factor zijn voor overdracht van het Westnijlvirus in Noord-Europa. Desondanks laten haar resultaten ook zien dat de Culex pipiens biotypen en hybriden veel voorkomen in Nederland, en dat ze in staat zijn om het Westnijlvirus over te dragen bij gunstige klimaatomstandigheden. Deze uitkomsten in combinatie met de voorspellingen voor klimaatverandering laten zien dat Noord-Europese landen zoals Nederland voorbereid moeten zijn op circulatie van het Westnijlvirus in de nabije toekomst. Monitoren van het Westnijlvirus, het in kaart brengen van het vóórkomen van muggen, en het bewustzijn van mogelijke virus-circulatie in Noord-Europa zijn nodig om voorbereid te zijn op overdracht van het Westnijlvirus.

Chantal Vogels (achter) en Giel Göertz (voor) aan het werk in het streng beveiligde laboratorium van Wageningen University & Research
Chantal Vogels (achter) en Giel Göertz (voor) aan het werk in het streng beveiligde laboratorium van Wageningen University & Research