Nieuws

Eerste kwaliteitsslag agrarisch natuur- en landschapsbeheer gemaakt

article_published_on_label
10 oktober 2016

Provincies en agrarische collectieven hebben het afgelopen jaar meer focus aangebracht in het agrarisch natuur- en landschapsbeheer (‘meer doen in minder gebieden’). Daarmee is een eerste stap gezet naar een meer effectief beheer én er liggen kansen voor verdere verbetering. Dat blijkt uit onderzoek van Dick Melman van Wageningen Environmental Research (Alterra), in opdracht van de provincies.

Afgelopen decennia is het aantal weidevogels in Nederland sterk afgenomen, ondanks de vele inspanningen door boeren, overheden en natuurorganisaties. Per 1 januari van dit jaar is de nieuwe regeling voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) van start gegaan. De regeling streeft naar een effectief en efficiënt agrarisch natuur- en landschapsbeheer in de meest kansrijke gebieden (‘meer doen in minder gebieden’), uitgevoerd door agrarische collectieven. Provincies, collectieven en hun samenwerkingspartners monitoren actief de uitvoering en beoogde effecten van het beheer op diverse aspecten. Dit om het ANLb samen verder te ontwikkelen.

Meer doen in minder gebieden

Dick Melman onderzocht met collega’s de ecologische aspecten en de belangrijke verbeterpunten van het ANLb voor de komende periode. Zij hebben daarvoor de zogeheten 'kansenkaarten' gebruikt. Regionale inzichten en gebiedsgericht maatwerk zijn daarbij buiten beschouwing gelaten, maar worden in de praktijk wel toegepast om te komen tot een effectief beheer. De onderzoekers concluderen dat er een eerste kwaliteitsslag is gemaakt en dat er kansen liggen voor verdere verbetering. Conform eerdere aanbevelingen richten de provincies en collectieven zich meer op zogenoemde ‘kansrijke gebieden’. Dit zijn gebieden waarin de optimale omstandigheden worden gecreëerd voor de doelsoorten van het ANLb, zoals weidevogels, zodat duurzame populaties ontstaan. Kortom: meer doen in minder gebieden.

Focus vergroot

Uit het onderzoek blijkt dat er inmiddels meer focus is aangebracht in de te beheren gebieden en dat het agrarisch natuurbeheer buiten kansrijke gebieden is afgenomen. Daarmee is de eerste stap in het realiseren van de ANLb-doelstellingen gemaakt. Dick Melman: “Wij adviseren ook om het beheer buiten kansrijke gebieden de komende jaren verder te verminderen en zoveel mogelijk op ‘zwaar’ beheer in te zetten. Van het lichte weidevogelbeheer ligt op dit moment 53% binnen kansrijk gebied, van het zware beheer 62-64%. Dit is een lichte verbetering ten opzichte van 2010, toen van het lichte beheer 40% en van het zware beheer 58% in kansrijk gebied lag. Ook op het gebied van ruimtelijke samenhang liggen er nog kansen. Bijvoorbeeld door de kansrijke gebieden meer met elkaar te verbinden, zodat er een groter leefgebied ontstaat voor weidevogels.”

Tussenstand agrarisch natuurbeheer

Het onderzoek geeft een eerste tussenstand per februari 2016 van de omvang, ligging, kwaliteit en ruimtelijke samenhang van de beheeractiviteiten in 2016. Naast deze ecologische aspecten zijn ook andere zaken van belang voor een effectief agrarisch natuurbeheer, zoals de deelnamebereidheid van boeren, de inpasbaarheid van het beheer in de agrarische bedrijfsvoering en de budgettaire ruimte. Deze aspecten worden meegenomen in de lerende evaluatie van het Natuurpact, waarover het Planbureau voor de Leefomgeving begin 2017 een rapport publiceert. De provincies en collectieven nemen de resultaten en aanbevelingen van alle onderzoeken mee in de verdere uitvoering van het ANLb en blijven de komende jaren inzetten op ‘gezamenlijk lerend agrarisch natuurbeheer’.