Longread

Het Nederlandse voedselsysteem na Corona


Elke crisis laat zijn sporen na - anders was het geen crisis. Zo ook de Corona crisis, maar het is nog erg lastig om te voorspellen welke zaken straks gezien zullen worden als "voor Corona" en welke als "na Corona" als het gaat om ons voedselsysteem. Meer digitaal zaken doen, of het nu om videoconferencing of online eten bestellen gaat, zouden wel eens een blijvertje kunnen zijn nu we gedwongen geleerd hebben hoe dat moet. Maar geldt dat ook voor de toegenomen vraag naar duurzamere en gezondere producten en bezoeken aan de lokale boer?

Juist nu is behoefte aan beschouwing over welke toekomst we als samenleving met elkaar willen.

Voorspellingen op dit vlak worden al snel speculatie. Veel van dergelijke opinies zijn ook vooral op wensbeelden gebaseerd, niet op analyse [Heijne, 2020]. Tegelijkertijd worden er bij de overheid en in bedrijfsleven met duizelingwekkende snelheid onder druk allerlei besluiten genomen waar tot voor kort studies, maatschappelijke kosten/baten-analyses, commissies van deskundigen en politieke discussies maar moeilijk tot overeenstemming leidden. Met andere woorden juist nu is behoefte aan beschouwing over welke toekomst we als samenleving met elkaar willen. Vandaar dat ik wat overdenkingen op papier zet - voor wat het op dit moment waard is.

WUR future food systems.jpg

Gezondheidscrisis

Het eerste dat opvalt aan de Corona crisis is dat het een gezondheidscrisis is die duidelijke raakvlakken heeft met het voedselsysteem en de zwakke punten daarvan blootlegt. Het is een zoönose die ontstaan lijkt te zijn door onprofessionele, mogelijk zelfs illegale handel van exotisch wild in Wuhan. Maar wel een zoönose en hoewel die voor deskundigen weinig te maken heeft met onze manier van vee houden, is dat niet hoe veel burgers het ervaren: de interpretaties dat er geen wezenlijk verschil is met Q-koorts en dat "Moeder natuur terugslaat" zijn alom aanwezig. Juist of onjuist, in management en politiek geldt “feelings are facts”.

Een tweede opvallend verschijnsel is dat veel van de IC patiënten mannen met zwaarlijvigheid en levensstijl gerelateerde aandoeningen zijn. Voeding en levensstijl spelen blijkbaar een rol. Preventief zagen we nauwelijks een rol voor de overheid om mensen met die levensstijl te helpen, maar nu groeit het besef dat er naast of in de studie medicijnen ook meer aandacht nodig is voor preventieve gezondheidszorg. Als derde is er het punt van de luchtkwaliteit. Niet alleen ervaren mensen nu wat het is om in een schonere leefomgeving te leven en blijkt dat veel levens te sparen, maar er zijn ook aanwijzingen dat de luchtvervuiling een rol speelt in het aantal slachtoffers – door transmissie of omdat de gezondheid minder is (The Economist, 2020; Wu et al., 2020).

Het feit dat die verschijnselen zich voordoen bij de consument/burger en bij de leefomgeving, past naadloos in een analyse die onderzoekers al langer maken van het voedselsysteem en de noodzaak tot transitie: de negatieve effecten zitten bij begin en eind van de keten, de zwakste partijen, en de politiek vindt het lastig dat te corrigeren [Rli,2018]. De vraag is dus wat we daarvan leren voor het post-Corona tijdperk.

Economische crisis

De gezondheidscrisis is door de noodzakelijke "ophok-maatregelen" ook omgeslagen in een economische crisis. Op korte termijn zijn allerlei agrarische ketens fors ontregeld: de markt voor snijbloemen en fritesaardappelen is ingestort, het blijkt lastig stromen van de out-of-home markt te verleggen naar het supermarktkanaal, ervaren seizoenwerkers uit Oost-Europa komen ineens niet meer opdagen en moeten door werkloos horecapersoneel worden vervangen.

Internationale voedselmarkten beginnen behoorlijk ontregeld te worden, waar ook de Nederlandse import en export last van heeft. Daarbij duikt net als in 2007/8 ook protectionisme op, wat zeer schadelijk is voor minder bedeelden in ontwikkelingslanden (Ruben et al, 2020).

(Tekst loopt door onder de afbeelding)

Web 72 DPI-shutterstock_81080920_markt_groente.jpg

Wereldwijd ontstaat momenteel een economische crisis van ongekende omvang. Die economische crisis zal ons langer achtervolgen dan de gezondheidscrisis: er komt een forse recessie aan met sterk oplopende werkeloosheid. Dat heeft effect op het voedselsysteem van de toekomst.

Politieke crisis?

En of dat allemaal niet genoeg is, is er ook het risico dat de geopolitieke tegenstellingen in de wereld scherper worden. Binnen de EU is de samenwerking verre van optimaal, elk land probeert vooral zijn eigen misère te regelen, we doen weer ervaring op met gesloten grenzen.

De financiële maatregelen die overheden nu nemen leiden tot veel meer schulden waaruit in de EU ook een politieke crisis kan voortkomen, temeer als de recessie de opvattingen over de noodzaak van een Green Deal rond het klimaat (en ander milieubeleid) hier en daar doet veranderen.

Internationaal lijken de Aziatische landen door Sars en Mers beter voorbereid. Populistische leiders blijken veel moeite te hebben snel in te grijpen, met forse gevolgen. De vraag is wat dit betekent voor het machtsevenwicht in de wereld, de internationale handel en ons denken over de rol van de staat.

Vier-lagen model

Een analyse die de korte termijn en tijdelijke effecten wil scheiden van de lange termijn structurele effecten heeft baat bij enige methodologie. Het institutioneel-economische lagen-model van Oliver Williamson (2000) kan hier behulpzaam zijn. Op de onderste laag vind je de aanpassingen in markten, de allocatie van goederen met hun prijzen en volumes. Daar gaat het om zaken als meer (of minder) vraag naar online bestellen en thuisbezorging van voedsel, meer digitale consultancy en inspecties, minder vraag naar seizoenwerkers uit andere landen, meer vraag naar goedkope kip in tijden van recessie etc. Hier zijn de trends misschien nog het makkelijkst waar te nemen en te voorspellen. En markten voor producten en diensten kunnen vrij snel weer in een evenwichtssituatie terecht komen.

Via welke mechanismes sturen we in de keten de productie en consumptie aan? Handelen we via veilingen of contracten? Letten we alleen op prijs of ook op andere aspecten bij de in- en verkoop?

Het niveau erboven is de governance: via welke mechanismes sturen we in de keten de productie en consumptie aan? Handelen we via veilingen of contracten? Letten we alleen op prijs of ook op andere aspecten bij de in- en verkoop? Je mag verwachten dat bedrijven zich hier ook enige vragen gaan stellen. Boeren die zich via hun contract nu ineens met lage prijzen voor frites-aardappelen of vleeskalveren geconfronteerd zien, zullen zich afvragen of die contracten niet eenzijdig het risico op hen afwentelen. In de board rooms zullen CEOs zich af moeten vragen waarom men niet verzekerd was voor deze situatie (het tennistoernooi van Wimbledon was dat wel omdat ze indertijd een geval van SARS hadden en hun risico-analyse aanpasten). Evenzo zal een Poolse retailer zich afvragen of de asperges komende jaren niet uit eigen land moeten komen in plaats vanuit de lage landen die moeite hebben om goedkoop te leveren.

Als bedrijven zelf al niet die vraag stellen zou de overheid dat moeten doen. Daarmee zijn we bij de derde laag van Williamson: de formele wetten en regels. In een crisis wint de macht aan gezag en dat is in dit geval bij de Europese staten ook het geval. Dat geeft mogelijkheden om in meer dossiers, zoals klimaat, tot actie over te gaan. Actie zal allereerst vereist zijn daar waar er gebreken aan het licht gekomen zijn, niet alleen in de gezondheidszorg en andere kritische infrastructuur, maar ook in het algemeen in de arbeidsmarkt waar veel zzp-ers en laagbetaalden, snel in de problemen komen. Terwijl die nu wel het etiket 'cruciaal beroep' opgeplakt gekregen hebben. Dergelijk beleid kan ook gevolgen hebben voor het voedselsysteem, met zijn grote hoeveelheid laagbetaalde arbeid.

Al op korte termijn zal de overheid zich ook af moeten vragen hoe ze zich verhoudt tot die bedrijven die we nu redden met kapitaalinjecties en leningen. Als we KLM en Schiphol overeind houden in plaats van de verliezen af te wentelen op (internationale) beleggers en na een herstart door te gaan (zoals ooit met Sabena en Swiss Air gebeurde), maken we dan komende jaren ook afspraken over klimaat, stikstofruimte en het belastingvrij vliegen binnen een straal van 750 km? Evengoed had hier een voorbeeld uit het voedselsysteem kunnen staan: als we de vlees-, zuivel of frites-industrie en de boeren steunen met belastinggeld, betreft dit dan leningen die komende jaren worden terugbetaald of is het hulp waaraan eisen worden gesteld over de omvang van de productie, aangezien die nogal gebaseerd is op buitenlandse inputs die hier milieuvervuiling veroorzaken en we ook nog een stikstofcrisis moeten oplossen? Of is er juist reden om vanuit strategisch belang om ons te kunnen voeden alle ruimte aan de sector te geven en de sector te ontzien in milieudiscussies? (Terluin et al, 2013). Allemaal vragen die nu al relevant zijn en dat straks nog meer zullen worden.

Het vierde niveau in het lagenmodel verandert door de tijd het langzaamst en er zijn vaak zeer forse crises voor nodig: de laag van cultuur, normen en waarden. Op dit vlak zijn de speculaties misschien nog wel het grootst. Sommigen denken dat we een wat ander mens worden, met weer meer gemeenschapszin, meer genietend van het voorjaar in eigen tuin of de natuur (die inderdaad intenser beleefd lijkt te worden) meer aandacht voor gezond en duurzaam leven, ook met een fietstochtje naar de boer in de korte keten. Anderen wijzen op het feit dat velen, niet in de laatste plaats jongeren die nu inschikken voor kwetsbare ouderen, eenzelfde toewijding van de gemeenschap en de overheid zullen eisen aan het voorkomen van de volgende crisis, die van het klimaat. Maar even goed kun je stellen dat de hedonistische mens straks terug is en de schade wil inhalen. Ondanks of juist als tegenwicht tegen de werkeloosheid. De Spaanse griep was immers geen belemmering voor de Roaring Twenties.

Scenario's

Grote onzekerheden zijn bij uitstek reden voor een scenario-analyse (Van Duijne et al, 2019; EU SCAR, 2015; Van der Heijden, 2005). Het ligt dan voor de hand de twee bovenste en meest onzekere lagen uit het model van Williamson als variabelen te kiezen: krijgen we een periode met veel of weinig overheidsinterventie en gaan we naar een andere leefstijl of niet. Dat levert een klassiek assenkruis op met vier scenario's (figuur 1):

scenarios.png

Vier scenario's na Corona

Business as usual

er verandert weinig in onze leefstijl en de rol van de overheid in de samenleving. We keren weer snel terug naar ons oude leefpatroon van de geïndividualiseerde samenleving. De overheid managet nog wel de recessie, maar die blijkt mee te vallen en net als bij de bankencrisis worden leningen door bedrijven netjes terugbetaald en na verloop van tijd brengt de overheid zijn staatsdeelnemingen weer naar de beurs. Met de onveranderde opvattingen is er weinig druk op de overheid om klimaat en andere milieu-issues voortvarend aan te pakken, de politiek blijkt het dan ook lastig houden met dergelijke vraagstukken. Dat wil niet zeggen dat er helemaal niets verandert. Op de lagere niveaus van Williamson's model kunnen er wel degelijk verschuivingen plaats vinden. Meer online, het aanscherpen van contracten op risico's, verzekeren tegen een pandemie zijn enkele voorbeelden. Ook minder geconcentreerde productie maar fabrieken in meerdere landen (die je blijkbaar met video-conferencing en internet of things heel goed vanuit hier kunt aansturen) zal hier en daar zeker overwogen worden en leiden tot forse veranderingen in bepaalde situaties. Maar heel anders wordt de wereld in dit scenario niet. In termen van veerkracht-denken [WUR, 2018] wordt vooral de robuustheid versterkt.

Den Haag Centraal

is de benaming voor een scenario waarin onze leefstijl maar weinig verandert door de Coronacrisis maar de overheid stevig de macht krijgt. Het neoliberale denken dat Thatcher en Reagan omarmden bij de crisis in de jaren zeventig verschuift naar de achtergrond. We waarderen de overheid weer als organisator van de samenleving, gezien de inzet in de crisis. De Corona is nog geruime tijd in ons midden en de economische crisis is diep en lang. De overheid zal zich intensief bezig houden met aanpassing van de arbeidsmarkt. Er wordt ook meer in gezondheidszorg en onderwijs geïnvesteerd. Belastingen gaan omhoog. Werk, werk, werk is het adagium en dat wordt deels ingevuld met woningbouw, die gezien de ervaringen in de crises vooral gezocht wordt in tuindorpen op landbouwgrond. Almere-Oosterwold als inspiratiebron voor de anderhalve-meter stad. De Europese Green Deal wordt zeer sterk afgezwakt om de concurrentiepositie met andere continenten niet te verstoren. Toch zal een deel van de publieke werken te maken hebben met de klimaat- en energievraagstukken, want daar gelden de internationale afspraken en er blijven NGO’s die de rechter aan hun zijde vinden. Boeren die denken dat met de aandacht voor werkgelegenheid de milieu-rem van de productie af gaat konden toch nog wel eens teleurgesteld raken. Stikstofruimte zal uit de landbouw verdwijnen naar de woningbouw en industrie. Kringlooplandbouw komt dichterbij door extensivering en grondgebonden veehouderij. Een mee-koppelend winstpunt. Er liggen kansen voor voedingstuinbouw als gezonder alternatief. In termen van veerkracht-denken zou je dit scenario kunnen typeren als adaptief: niet alleen bepaalde ketens passen zich aan om robuuster te worden, maar het voedselsysteem zelf wordt door overheidsbeleid aangepast aan de ruimte die er in het land is en wordt daarmee minder kwetsbaar. Dat dwingt de op export gerichte bedrijven om vaker in het buitenland te expanderen.

Samen in de regio

is een scenario waarin we onze leefstijl daadwerkelijk aanpassen maar de neoliberale politiek blijft domineren. De opgebloeide gemeenschapszin, de aandacht voor natuur en een gezonde leefomgeving met gezond voedsel zijn blijvend. De aandacht voor toerisme in eigen land of althans in Noordwest Europa wint aan belangrijkheid, mede onder invloed van de werkeloosheid, lage inkomensgroei en hogere belastingen om de staatsschuld op orde te krijgen. Dit alles biedt kansen voor de korte ketens, multifunctionele en biologische landbouw. Saamhorigheid wordt belangrijk gevonden, en dat uit zich in bv. streekproducten en authenticiteit. Initiatieven uit plattelandsontwikkelingsprogramma's als het Zuid-Hollandse voedselfamilies krijgen ruime navolging. Arbeidskosten blijven laag, ook omdat er belangstelling is uit andere lidstaten met economische problemen om hier te werken. Er is wel regionale politieke discussie over de milieuruimte van de landbouw, maar die richt zich eerder op geur en fijnstof dan op klimaat, stikstof of bodem. De grote, exportgerichte bedrijven in de agrarische sector en de daarmee verbonden boeren ondervinden dan ook weinig tegenwerking. Het voedselsysteem bestaat uit een regionale component met multifunctionele boeren en korte ketens, maar evenzo is er de “gangbare” landbouw en multinationals die in een strategie van schaalvergroting goedkope producten voor koopjesjagers en de export produceren. In termen van veerkracht-denken zou je ook dit scenario kunnen typeren als adaptief: niet alleen bepaalde ketens passen zich aan om robuuster te worden, maar het voedselsysteem zelf wordt diverser en past zich aan aan nieuwe waarden en normen.

Het land op de schop

is het meest extreme scenario. Net als in wederopbouw van de jaren 50 krijgt de staat een veel grotere rol in de maatschappij. En tegelijkertijd veranderen onze opvattingen over onze leefstijl en hoe we met elkaar om willen gaan. Die twee trends versterken elkaar en de overheid krijgt de taak een nieuwe economie te realiseren. We redden uit de oude economie alleen datgene wat we mee willen nemen naar de toekomst. We willen goed voorbereid zijn op een volgende crisis dus de overheid krijgt na een zware gezondheids- en economische crisis de taak ons voor te bereiden op de klimaatcrisis. Gezien het succes van de apps waarmee drie jaar lang ons gedrag is gemanaged om intelligent uit de lock down te geraken, wordt er in de maatschappij voluit ingezet op ict en transparantie, deels ook ten koste van privacy. Boeren zullen hun gebruik van bestrijdingsmiddelen en andere milieu-indicatoren openbaar moeten maken. Door het grote sociale experiment dat de coronacrisis is, komt de overheid er achter dat consumentengedrag wel degelijk beïnvloedbaar is en slaat actief aan het nudgen om een transitie van dierlijk naar plantaardig eiwit te bevorderen. De vleestax is snel ingevoerd en helpt overheidstekorten te dekken. De Corona-app wordt uitgebreid met een module om voedselinname en gezondheidsstatus aan elkaar te koppelen zodat je smartphone rood, oranje of groen kleurt na het avondeten, en je huisarts leest met artificial intelligence software mee. Als tegenhanger reguleert de overheid de techbedrijven en platforms om de privacy en het nuts-karakter van die voorzieningen te waarborgen. Evenzo gaan we in analogie van de zzp-ers inzien dat boeren de uitvoerende arm zijn van multinationals en dat we beter die kunnen afrekenen op true cost dan boeren subsidiëren en reguleren. Net als in de jaren 50 worden onafhankelijk kostprijzen berekend voor overheidsingrijpen, nu op basis van true cost. Robottechnologie dringt door en vervangt een groot deel van de immigranten voor seizoenswerk. Vooral in de tuinbouw wordt dit sterk gestimuleerd, enerzijds omdat we gezonder gaan eten maar dit voor lagere economische klassen wel betaalbaar willen houden, en anderzijds uitvoerende arbeid duurder wordt. Door alle innovaties verdwijnt de economische crisis snel uit beeld en stijgen de lonen waardoor automatisering en robotisering verder wordt aangejaagd. De combinatie van veranderende leefstijl, toenemende inkomens en een sturende overheid maakt dat de omvang van de agrarische sector wordt aangepast aan de beschikbare, en dalende milieuruimte. Tegelijkertijd wordt veel nieuwe technologie ontwikkeld die wordt geëxporteerd. De grote toeleveranciers in de landbouw en de voedselproducenten zien zich steeds meer als een (Noordwest) Europees bedrijf en werken in symbiose met vele kleinere start ups die ze soms opkopen om schaalgrootte te geven. In termen van veerkracht denken is dit scenario gericht op transformatie.

Tot slot

Deze scenario's komen natuurlijk niet uit. Daar zijn scenario’s ook niet voor, het zijn geen voorspellingen. Ze proberen alleen het denken te structuren en het denkraam op te spannen. En aan te zetten tot een discussie: welke toekomst willen we eigenlijk? Voor individuele bedrijven, organisaties en personen zijn scenario’s vooral bedoeld om je voor te bereiden op verrassingen. Maar collectief kunnen we tot op zekere hoogte ook kiezen. Dat moet nu deels met duizelingwekkende snelheid onder druk van het moment. En dat is dus geholpen met dit type analyses. Die zouden verder kunnen worden ingevuld met kwantitatieve aannames om ze verder in modellen door te rekenen en nieuwe inzichten of inconsistenties op te sporen. Ze zouden ook meer specifiek gemaakt kunnen worden voor bepaalde beslissingen bij de overheid of in het bedrijfsleven. Ook updates zijn komende tijd gewenst: vermoedelijk valt over een half jaar al weer meer te zeggen welke richting het uit gaat.

Qua methodiek lijkt het ook bij nieuwe ontwikkelingen handig om de feiten te interpreteren op zwakke signalen, vervolgens te kijken of die in het lagen model van Williamson te ordenen zijn en op de hogere lagen van dat model de grootste onzekerheden te benoemen en die met een techniek uit de kunde van het toekomst-verkennen verder te exploreren.

Met dank aan participanten in diverse discussies in afgelopen weken binnen Wageningen Economic Research, de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, de Foodlog community en de Transitiecoalitie Voedsel. Voor zover dit stuk opvattingen bevat zijn ze voor mijn eigen rekening, niet die van deze organisaties.