Diergedrag

Wageningen University & Research doet onderzoek naar het gedrag van dieren. In de wetenschap heet dit vakgebied ethologie. Ethologisch onderzoek kan op veel verschillende manieren plaatsvinden. Men kan bijvoorbeeld kijken naar erfelijkheid van gedrag, evolutie van gedrag, reproductiegedrag en sociaal gedrag. Ook het schaalniveau kan verschillen van soort tot individu.

Een voorbeeld van ethologisch onderzoek is het onderzoek naar het verenpikgedrag van kippen. Verenpikken is een vorm van sociaal gedrag, kuikens gebruiken het om de sociale omgeving te ontdekken. Wanneer kippen in een kleine ruimte zitten heeft verenpikgedrag een negatieve invloed op hun welzijn. Uit onderzoek blijkt dat het gedrag voor een deel genetisch is bepaald. Door selectie van de kippen zou het ongewenste gedrag grotendeels kunnen worden vermeden, wat een positieve invloed heeft op het dierenwelzijn van de kippen in de kippenhouderij.

Bij gedragsonderzoek probeert men altijd de vier vragen van Tinbergen (1907-1988, etholoog) te beantwoorden. Dat zijn: Functie, Mechanisme, Ontwikkeling en Evolutie. Een simpel voorbeeld:

  • Gedrag: stoppen voor een rood stoplicht.
  • Functie: voorkomen van botsingen.
  • Mechanisme: je ziet een rood licht, je hersenen herkennen het licht van eerdere ervaringen en formuleren een respons, deze wordt aan de spieren van het rechterbeen doorgegeven en je remt.
  • Ontwikkeling: je leert tijdens je rijles dat rood licht betekent stoppen, je oefent tijdens de rijlessen het gedrag “stoppen” zodat je het tijdens je examen goed onder de knie hebt.
  • Evolutie: in de loop der evolutie heeft de kleur rood zich ontwikkeld als een sterke signaalkleur, wat een sterke gedragsrespons veroorzaakt.

Je kunt gedrag onder andere bestuderen door middel van observatie. Allereerst moet je daarvoor gedragselementen definiëren. Dit zijn de afzonderlijke handelingen waaruit het gedrag dat je wilt gaan bestuderen is opgebouwd, bijvoorbeeld: eten, spelen, uitrekken. Verwerk de gedragselementen in een ethogram. Een ethogram is een overzicht van de gedragselementen die je in je onderzoek gaat gebruiken, met daarbij een uitgebreide beschrijving van de handeling.

Het is handig vooraf een protocol te maken, waarin je tijdens de observatie de metingen van het voorkomen van de gedragselementen kan vastleggen. Bedenk dat je hierbij niet alleen naar frequentie kunt kijken, maar ook naar duur, opeenvolging en verdeling over de tijd.

Diergedrag kan je ook bestuderen in een laboratorium. Dit is dus in tegenstelling tot bovenstaand voorbeeld niet in de natuurlijke omgeving. Verder is er nog onderscheid te maken tussen observationeel en experimenteel onderzoek. Bij experimenteel onderzoek wordt gekeken naar de reactie en het leerproces van dieren door verandering in de omgeving.

Algemene bronnen

Invalshoeken

Gedragsobservatie

Bekijk het gedrag van twee groepen dieren van dezelfde soort (bijvoorbeeld eenden of dieren op de (kinder)boerderij) op twee verschillende locaties. Bedenk een onderzoeksvraag en de gedragselementen die je gaat bestuderen om je onderzoeksvraag te beantwoorden. Voorbeelden van gedragselementen in het geval van de eenden zijn bijvoorbeeld eten, draaien met kop, vliegen, schudden. Beschrijf de gedragselementen uitgebreid in een ethogram.

Wanneer de grootte en locatie van de twee groepen bekend zijn kun je een hypothese bedenken. Maak nu een protocol. Dit is een schema waarin je de gedragselementen tijdens de observatieperiode op een handige manier kan noteren. Denk er hierbij aan dat naast frequentie van het gedrag, ook de duur, opeenvolging en verdeling over de tijd van het gedrag van belang kan zijn.

Bronnen

Waarom leven dieren in groepen?

Veel dieren leven in groepen, er is dan sprake van sociaal gedrag bij dieren. Dit levert verschillende voordelen op, zoals het sterker staan tegenover roofdieren door een verminderd predatierisico, maar ook een hogere kans op voedsel door samen te werken bij het jagen. Behalve voordelen, zijn er echter ook nadelen aan verbonden. Er zal bijvoorbeeld meer competitie zijn voor voedsel en partners. Wat zijn de oplossingen voor deze competitie en is er een vorm van coöperatie nodig binnen de groep?

Bedenk nog meer voordelen en nadelen van het leven in groepen. Leg ook uit hoe deze voor- en nadelen het positieve/negatieve effect veroorzaken. Een voorbeeld:

Voordeel: predatierisico neemt af
Wat veroorzaakt het verkleinen van het predatierisico?
- afschrikwekkend effect van een groep op de predator
- snellere detectie van predator   
- organisatie/taakverdeling binnen een groep
- etc.   

Bedenk ook hoe de nadelen van groepsvorming gecompenseerd worden. Een verhoogde competitie voor voedsel wordt bijvoorbeeld gecompenseerd door meer tijd te nemen om voedsel te zoeken. Er is ook meer tijd beschikbaar, aangezien het predatierisico verminderd is en er dus meer tijd overblijft om bijvoorbeeld voedsel te zoeken.

Bronnen

Het wild of de dierentuin?

Voor dierentuindieren gelden niet dezelfde theorieën als voor dieren in het wild. In de dierentuin spelen andere factoren, die in het wild misschien niet belangrijk zijn, een rol en bepalen zo het gedrag van deze dieren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verschil tussen de ruimte die dierentuindieren en dieren in het wild tot hun beschikking hebben. Dierentuindieren leven in een andere omgeving dan dieren in het wild: ze worden geforceerd bij elkaar gezet in een afgebakend gebied met kunstmatige natuur.

Welke invloed heeft dat op hun gedrag? En hoe veranderen hierdoor de groepsprocessen binnen een groep, maar ook tussen de groepen? Denk hierbij bijvoorbeeld aan eetgedrag: in het wild moeten dieren op zoek naar voedsel, terwijl in de dierentuin het voedsel kant-en-klaar wordt aangeleverd. Maar krijgen dierentuindieren hun voedsel tegenwoordig nog wel op een presenteerblaadje?

Doe een literatuurstudie naar het gedrag van dierentuindieren. Een dagje observeren in de dierentuin verschaft ook de nodige inzichten hierover. Vergelijk dit met het gedrag van dieren in het wild.

Bronnen
  • Natuurinformatie
    Op deze website staat veel informatie over manieren om het gedrag van dierentuindieren te verrijken.
  • Zoo animals : behaviour, management and welfare
    G. Hosey; V. Melfi; S. Pankhurst, 2009, ISBN 9780199233069
    Dit boek gaat over het houden van dierentuindieren en hoe de bestaande kennis over diergedrag toegepast kan worden op dierentuindieren, zodat zij zo effectief mogelijk gehouden kunnen worden. Het boek is in het Engels. Leen hem bij je eigen bibliotheek of bij de bibliotheek van Wageningen University. Vraag je schoolmediathecaris om je hierbij te helpen.
  • NOS Nieuws
    Een tekenend voorbeeld is de ontsnapping van gorilla Bokito uit zijn verblijf in Diergaarde Blijdorp. Welke processen spelen een rol bij het gedrag dat dit dier vertoont? En is dit typisch gedrag van dierentuindieren of komt dit ook voor bij dieren in het wild?
  • Adaptatie fysiologie – Wageningen University
    De website van de leerstoelgroep Adaptatie fysiologie van Wageningen University. Een apart onderdeel op de website gaat over ethologie, waar handige links en contactpersonen op staan voor meer informatie over dierentuindieren. Klik daarvoor op ‘Behaviour’.