Westnijlkoorts

Westnijlkoorts wordt veroorzaakt door het Westnijlvirus (WNV). Muggen, vogels, zoogdieren én mensen kunnen geïnfecteerd worden. Muggensoorten in warmere en gematigde klimaatgebieden dragen dit virus over. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) verricht onderzoek naar deze ziekte.

Westnijlkoorts is een ziekte die komt door het Westnijlvirus (familie: Flaviviridae, genus: Flavivirus). Het wordt door insecten overgedragen, dat noemen we ook wel een arbovirus. Culex muggensoorten verspreiden westnijlvirus van vogel naar vogel. Incidenteel kunnen muggen het virus vanuit vogels ook overdragen op andere zoogdieren zoals paarden en ook mensen (zoönose), die erg ziek kunnen worden.

Waar komt Westnijlvirus voor?

Westnijlvirus kwam oorspronkelijk alleen in Afrika voor. Vanaf de eeuwwisseling wordt het virus steeds vaker ergens anders gevonden. De ziekte heeft zich al gemanifesteerd in de Verenigde Staten. Ook in Europa komen de culex muggensoorten voor die het virus kunnen verspreiden. Vooral in het warmere Zuid-Europa worden regelmatig besmettingen gerapporteerd. In Nederland is in 2020 voor de eerste keer Westnijlvirus aangetroffen in wilde vogels en muggen. Er werden ook antistoffen tegen Westnijlvirus bij enkele mensen aangetoond.

Wat zijn de symptomen van Westnijlkoorts?

Bij vogels is verhoogde sterfte aanleiding voor nader onderzoek. De gevoeligheid voor Westnijlvirus bij vogelsoorten is zeer verschillend en vooral kraaiachtigen zijn gevoelig.

Bij paarden veroorzaakt het Westnijlvirus klinische verschijnselen bij ongeveer 20% van de besmette dieren. Een klein percentage verloopt ernstig tot zeer ernstig met onder andere neurologische verschijnselen. Minder dan 1% van de besmettingen bij paarden leidt tot sterfte. In de Verenigde Staten leek het ziekmakend vermogen van Westnijlvirus na de insleep op dit continent toegenomen. Tot 2004, 5 jaar na de insleep van Westnijlvirus, zijn meer dan 15.000 dode paarden gerapporteerd.

Klinische verschijnselen bij de mens lijken op griepverschijnselen. Het merendeel van de infecties verloopt zonder of (milde), tijdelijke griepachtige verschijnselen. De meest voorkomende symptomen zijn hoge koorts, hoofdpijn, nekstijfheid en diverse neurologische klachten. Bij oudere mensen en mensen met een verminderde weerstand kan de ziekte ernstige verschijnselen hebben zoals verlamming en blijvende zenuwaandoeningen en soms zelfs leiden tot de dood. In de Verenigde Staten overlijden 100-200 mensen per jaar als gevolg van infecties. Raadpleeg deze websites voor meer informatie over WNV bij mensen:

Hoe monitoren we Westnijlvirus bij paarden?

Het testen van paarden met verschijnselen passend bij een infectie met het Westnijlvirus (zoals koorts, slecht eten, spiertrilling en verlamming) is onderdeel van de monitoring in Nederland. Het geeft belangrijke informatie over het voorkomen en de verspreiding van het virus.

Hoe te handelen bij een verdenking bij paarden? Bekijk de infographic:

Infographic monitoring westnijlvirus in Nederland

Meldingsplicht

Westnijlvirus is een meldingplichtige dierziekte. Dit betekent dat verdenkingen bij dieren gemeld moeten worden bij de NVWA. Westnijlkoorts is een “Categorie E” ziekte (Animal Health Law).

Sterfte bij vogels is meestal de eerste aanwijzing voor de aanwezigheid en is aanleiding voor nader onderzoek bij dieren, insecten en mensen.

Verspreiding Westnijlvirus

Westnijlvirus komt voor in Centraal- en Zuid-Afrika, gebieden rond de Middellandse Zee, India en Noord-Amerika. In het warmere Zuid-Europa worden regelmatig besmettingen gerapporteerd. Vermeerdering in en verspreiding van het virus door muggen en daarmee de verspreiding is mede afhankelijk van de omgevingstemperatuur. Besmette gebieden worden vooral begrensd door het uitbreidingsgebied van muggen, de biologische vector voor Westnijlvirus.

Mug als verspreider

Muggensoorten kunnen Westnijlvirus verspreiden van vogel naar vogel of van vogel naar zoogdier. Het virus wordt verspreid door muggen door opname van besmet bloed en afgifte van virus bij ieder volgend bloedmaal. Culex muggensoorten zoals de huismug Culex pipiens en Aedes muggensoorten waaronder de tijgermug Aedes albopictus zijn biologische vectoren. Eenmaal geïnfecteerde muggen blijven levenslang virus verspreiden.

Vogels als virusbron

Westnijlvirus vermeerdert zich in zowel gewervelde dieren als in muggensoorten. Vogels produceren voldoende virus voor opname door muggen. Direct contact tussen vogels leidt niet tot virusverspreiding. Vogels zijn de virusbron voor verspreiding door muggen naar andere dieren en de mens. Besmette zoogdieren zijn ‘eindgastheren’, dat wil zeggen dat te weinig virus wordt gemaakt voor verdere verspreiding. Westnijlvirus kan wel worden doorgegeven via bloeddonatie en moedermelk.

Gebied

Westnijlvirus kwam oorspronkelijk alleen in Afrika voor. Sporadisch werd het ook aangetoond in landen rond de Middellandse Zee. Vanaf de eeuwwisseling werden steeds vaker epidemieën gerapporteerd buiten het endemische gebied, waaronder in het moerasgebied Camargue, Provence in Zuid-Frankrijk. In 1999 werd Westnijlvirus voor het eerst in de Verenigde Staten (New York) aangetroffen. Na de eerste introductie, waarschijnlijk via besmette vogels, manifesteerde de ziekte zich in de Verenigde Staten eerst door grote sterfte in de kraaienpopulatie. Vervolgens bleken ook mensen en paarden besmet. De verspreiding over het gehele continent in de daaropvolgende jaren is een recent voorbeeld van de zeer snelle verspreiding. Westnijlvirus bleek zich definitief op dit continent te vestigen.

In Europa wordt het virus nu ook veel noordelijker aangetroffen, zoals in 2018 voor de eerste keer in Duitsland en in 2020 in Nederland.

Diagnostiek Westnijlvirus

Westnijlkoorts veroorzaakt door beide subtypen van het virus zijn meldingplichtig. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) is het nationaal referentielaboratorium voor Westnijlvirus bij dieren en heeft ISO-gecertificeerde testen om verdenkingen van de ziekte te diagnosticeren.

Serologische test

Antistoffen tegen Westnijlvirus na infectie of na vaccinatie kunnen aangetoond worden met ELISAs en serumneutralisatie-test (SNT). Deze testen tonen antistoffen aan tegen beide subtypen. De cELISA toont alle soorten antistoffen tegen Westnijlvirus, terwijl de IgM ELISA specifiek is voor IgM antistoffen van paarden. IgM antistoffen worden voor korte periode na infectie aangetoond. De IgM ELISA wordt daarom gebruikt om recente infecties aan te tonen, want het Westnijlvirus zelf is niet of nauwelijks aantoonbaar in paarden. Antistoffen tegen andere flavivirussen, zoals usutuvirus kunnen ook reageren in de ELISA voor Westnijlkoorts (vals positieve testresultaat). De SNT voor westnijlkoorts onderscheidt wel neutraliserende antistoffen tegen verschillende flavivirussen en is dus heel specifiek voor deze ziekte. Stolbloed (serumbloed) wordt gebruikt in deze serologische testen.

PCR-test

Beide subtypen (lineages) van Westnijlkoorts in vogels worden aangetoond met de PCR-test voor Westnijlvirus. Het subtype kan bepaald worden door de genetische code van het virus te ontrafelen (’sequencen’). Het onbekende Westnijlvirus wordt bij voorkeur eerst in het laboratorium gekweekt. Infecties bij zoogdieren kunnen niet of slechts in een hele korte periode aangetoond worden. Volbloed (EDTA-bloed) of hersenmateriaal worden gebruikt in deze virologische testen. Monsters van bloed of hersenen moeten op ijs (niet bevroren) getransporteerd worden.

Vaccin Westnijlvirus

Sinds 2004 is een vaccin beschikbaar tegen Westnijlvirus voor paarden. De ziekte bij paarden is hierdoor in de Verenigde Staten sterk teruggedrongen. De motivatie in de VS voor vrijwillige vaccinatie van paarden is erg wisselend en neemt pas toe op het moment dat besmette paarden worden aangetoond. In Nederland is het vaccin tegen Westnijlvirus ook beschikbaar voor paarden, maar wordt niet of nauwelijks gevaccineerd. Toch is vaccinatie de meest effectieve manier om de gevolgen van infecties te voorkomen.

Er is geen vaccin tegen Westnijlvirus voor mensen beschikbaar.

Voorkomen en bestrijden van Westnijlvirus

Voorkomen is beter dan genezen. Het voorkomen van de insleep van Westnijlvirus via besmette dieren is onmogelijk, omdat (wilde) vogels de virusbron zijn. Hoewel muggen zich niet over grote afstanden verspreiden, is introductie via besmette muggen vanuit buurlanden niet uitgesloten.  

Verwijderen van geïnfecteerde vogels, indien mogelijk en acceptabel, vermindert de virusopname en dus ook de virusverspreiding door muggen naar gevoelige diersoorten en mensen. Muggen kunnen ook bestreden worden om verspreiding van de ziekte terug te dringen. Nadat een Westnijlvirusinfectie is aangetoond, wordt er intensief gemonitord om een beter inzicht van de situatie te krijgen. Afhankelijk van deze situatie kan het raadzaam zijn om alle gevoelige diersoorten af te beschermen om infectie door muggen te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door paardendekens en opstallen van paarden tijdens zonsopgang en zonsondergang. Mensen kunnen ook door de bekende middelen de kans op muggenbeten verminderen. Al deze maatregelen dragen bij aan het verminderen van de impact op de dier- en volksgezondheid.

Onderzoek

Wageningen Bioveterinary Research houdt samen met de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) de virusverspreiding in de dierlijke sector in de gaten. RIVM monitort de situatie bij mensen.

Vanuit het One Health PACT doet Wageningen University & Research (WUR) samen met RIVM en GD onderzoek naar Westnijlvirus. Het Laboratorium voor Virologie en het Laboratorium voor Entomologie van WUR onderzoekt de rol van Nederlandse muggen (Culex pipiens) in de verspreiding van Westnijlvirus. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het biosafety level 3 laboratorium. Daarnaast wordt veldonderzoek gedaan naar Westnijlvirus in steekmuggenpopulaties. Bemonstering van muggenpopulaties vindt plaats met speciale muggenvallen. In de muggenvallen wordt de Culex pipiens mug het meest aangetroffen.

Lees het artikel in Wageningen World (maart 2021)

Publicaties

Links