Grondgebondenheid melkveehouderij in kaart

Per 1 januari 2016 is de Algemene Maatregel van Bestuur grondgebonden groei melkveehouderij van kracht. Het doel hiervan is grondloze groei van de melkveehouderij te beperken. Als start van de monitoring van de effecten van de maatregel is de grondgebondenheid van de melkveehouderij in kaart gebracht, voordat de maatregel van kracht werd. Over de resultaten van de nulmeting gaat dit artikel.

Circa 61% van de 21.000 bedrijven met melkvee in 2015 had een fosfaatoverschot melkvee; bij 32% van de bedrijven is dat meer dan 20 kg/ha. Dit blijkt uit de nulmeting grondgebondenheid melkveehouderij, die minister Schouten in het voorjaar aan de Tweede Kamer heeft aangeboden.[1]

Grondgebondenheid in wet- en regelgeving

Met het oog op de afschaffing van de melkquotering in 2015, is in 2014 de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (Melkveewet) ingevoerd. Onder deze wet is groei van de melkveehouderij op bedrijfsniveau mogelijk onder de voorwaarde dat de toename van de fosfaatproductie boven de melkveefosfaatreferentie op ‘eigen grond’ geplaatst wordt, geheel verwerkt wordt of een combinatie van beide. Grond waarover beschikt kan worden op basis van eigendom, huur, erfpacht of een grondgebruiksovereenkomst geldt als eigen grond. De Melkveewet sluit grondloze groei niet uit. Om die mogelijkheid te beperken, is de Algemene Maatregel van Bestuur grondgebonden groei melkveehouderij (hierna: AMvB grondgebondenheid) geïntroduceerd. Deze is per 1 januari 2016 van kracht. Per 1 januari 2018 is de inhoud van de AMvB verankerd in de Wet grondgebonden groei melkveehouderij.

Veel bedrijven in concentratiegebied Zuid met fosfaatoverschot van meer dan 20 kg/ha

In de concentratiegebieden Zuid en Oost liggen respectievelijk 13% en 28% van de circa 21.000 bedrijven met melkvee in Nederland. In deze gebieden hebben weinig bedrijven een negatief fosfaatoverschot melkvee. Vooral in Zuid zijn er relatief veel bedrijven met een fosfaatoverschot melkvee van meer dan 20 kg/ha. Het fosfaatoverschot wordt mede bepaald door management en voermaatregelen. Individuele agrariërs kunnen dit aantonen via de Bedrijfsspecifieke EXcretie (BEX-)systematiek. In verband met de omvang van de steekproef is het BEX-effect berekend op het niveau van de concentratiegebieden (figuur 1). Buiten concentratiegebieden hebben de meeste bedrijven een laag fosfaatoverschot.

Figuur 1 	Aantal bedrijven met melkvee naar fosfaatoverschot melkvee met en zonder BEX, 2015 Bron: Wageningen Economic Research.
Figuur 1 Aantal bedrijven met melkvee naar fosfaatoverschot melkvee met en zonder BEX, 2015 Bron: Wageningen Economic Research.

In het Oostelijk concentratiegebied ligt het aandeel bedrijven met een overschot van meer dan 20 kg/ha tussen de 34% en 39% (met uitzondering van Noord- en Oost-Veluwe) en in het concentratiegebied Zuid loopt het aandeel op tot meer dan 70%. Binnen het concentratiegebied Overig komt het aandeel in de meeste mestgebieden niet uit boven de 30%: het overgrote deel heeft een lager overschot (zie figuur 2).

Figuur 2 	Bedrijven met melkvee (%) met een fosfaatoverschot van meer dan 20 kg per ha (met BEX), 2015 Bron: Wageningen Economic Research.
Figuur 2 Bedrijven met melkvee (%) met een fosfaatoverschot van meer dan 20 kg per ha (met BEX), 2015 Bron: Wageningen Economic Research.

Verantwoording

In opdracht van het ministerie van LNV volgt Wageningen Economic Research de grondgebondenheid van de melkveehouderij én de situatie op de agrarische grondmarkt (grondprijzen, grondmobiliteit). Dit vloeit voort uit een toezegging aan de Tweede Kamer in het debat over de AMvB grondgebondenheid. Als basis voor de monitoring is een nulmeting opgesteld voor het jaar 2015, de situatie voordat de AMvB grondgebondenheid op 1 januari 2016 van kracht werd. De mate van grondgebondenheid wordt uitgedrukt in het fosfaatoverschot melkvee op bedrijfsniveau: de productie van dierlijke meststoffen door melkvee op een bedrijf in kilogrammen fosfaat, verminderd met de fosfaatruimte van het bedrijf, gedeeld door het aantal hectaren tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond (artikel 21, lid 4 van de Meststoffenwet). Qua regionaal schaalniveau is aangesloten bij de indeling van Wageningen Economic Research in 31 mestgebieden. Deze zijn geaggregeerd naar de concentratiegebieden Zuid en Oost en naar het niet-concentratiegebied (Overig). Concentratiegebieden zijn regio's waar veel varkens- en pluimveebedrijven zijn en waar uitbreiding van deze bedrijven volgens de overheid niet wenselijk is.


[1] Kamerbrief 29 maart 2018, Stand van zaken fosfaatrechten (Kenmerk DGAN-PAV / 18040468)

Meer informatie: Silvis, H.J., H.H. Luesink en M.J. Voskuilen, 2018. Monitoring grondgebondenheid melkveehouderij; Nulmeting. Wageningen, Wageningen Economic Research, Nota 2018-045.