Allocatiemethode dierlijke mest uitgelegd

In dit artikel wordt beschreven wat de effecten van de invoering van de allocatiemethode zijn. De allocatiemethode is een aanvullende, alternatieve route om het dierlijke mestgebruik zo goed mogelijk te berekenen. De methode die tot nu toe werd gebruikt sloot relatief veel staldierbedrijven uit vanwege onwaarschijnlijke uitkomsten. De aanpassingen als gevolg van de invoering van de allocatiemethode zorgen ervoor dat meer staldierbedrijven binnen de waarschijnlijkheidsgrenzen voor mestgebruik vallen. Hierdoor kunnen vanuit statistisch oogpunt betere uitspraken worden gedaan over de staldierbedrijven. De wijziging in de berekeningswijze van het dierlijke mestgebruik heeft ook effect op het bodemoverschot.

Routes voor berekeningswijze mestgebruik

Voorheen werd bij staldierbedrijven de stalbalans en de balansmethode gebruikt voor de bepaling van het mestgebruik. De stalbalans berekent de mestproductie door de inname van voer minus de vastlegging in dieren en dierlijke producten. De balansmethode bepaalt de beschikbare hoeveelheid dierlijke mest (beginvoorraad + aanvoer + productie – afvoer + eindvoorraad). Bij een afwijkende stalbalans wordt een forfaitaire mestproductie gehanteerd (niet bedrijfsspecifiek). Indien het mestgebruik afwijkend was, werd het bedrijf niet meegenomen in de resultaten. Probleem is dat veel staldierbedrijven uiteindelijk niet meegenomen werden in de berekeningen die voor het LMM worden uitgevoerd vanwege een onwaarschijnlijk hoog of laag mestgebruik. Daarvoor is een oplossing gevonden waarbij het mestgebruik via staldierenmest wordt gebaseerd op de gealloceerde hoeveelheid kuub mest (m3) maal de forfaitaire gehaltes. Informatie over de hoeveelheden mest per gewas (gealloceerde mest) is beschikbaar in het Bedrijveninformatienet van Wageningen Economic Research.

Tabel 1 geeft de mogelijke berekeningswijzen voor de mestproductie weer. Berekeningswijze 1 en 3 zijn de oorspronkelijk gehanteerde berekeningswijzen. Berekeningswijze 2 en 4 zijn toegevoegd aan de bepaling van het mestgebruik. Wanneer berekeningswijze 1 en 3 worden afgekeurd, wordt de bemesting op basis van de gealloceerde mest berekend. Als op basis van de allocatiemethode de bemesting wordt vastgesteld, beïnvloedt dat de aanwendemissies en daardoor ook het bodemoverschot. De gehaltes die gebruikt worden bij de allocatiemethode zijn altijd forfaitair.

Tabel 1: Berekeningspaden voor het berekenen van het mestgebruik op bedrijven met staldieren en gehaltes

Berekeningswijze mestproductie Mestgebruik volgens balansmethode Berekeningswijze mestgebruik Gehaltes mestgebruik bedrijfsniveau
1 Stalbalans Binnen de grenzen Balansmethode N.v.t
2 Stalbalans Buiten de grenzen Allocatiemethode Forfaitaire gehaltes
3 Forfaitair Binnen de grenzen Blansmethode N.v.t
4 Forfaitair Buiten de grenzen Allocatiemethode Forfaitaire gehaltes

Uitkomsten van meer staldierbedrijven

De wijziging in de berekeningswijze van het mestgebruik heeft invloed op de uitkomsten met betrekking tot het mestgebruik van staldierbedrijven. De resultaten tonen aan dat de allocatiemethode zorgt voor een flinke daling van het aantal staldierbedrijven dat op niet betrouwbaar wordt gezet. Dit betekent dat het aantal staldierbedrijven dat binnen de waarschijnlijkheidsgrenzen van het mestgebruik valt aanzienlijk toeneemt. Door de grote verschuiving in het aantal staldierbedrijven geldt dat er een verandering optreedt in de uitkomsten van de berekeningen voor de staldierbedrijven die in het kader van het LMM zijn uitgevoerd. Vanuit een statistisch oogpunt kunnen na de modelaanpassingen betere uitspraken worden gedaan over de staldierbedrijven. Dat komt doordat er minder variabelen, voortkomend uit de berekeningen met het LMM model, op niet betrouwbaar worden gezet. De uitkomsten worden daardoor gebaseerd op een veel groter aantal bedrijven dan voorheen.


Jamal Roskam (Wageningen Economic Research) LMM e-nieuws, mei 2021