Nieuws

Bijna 1 op de 7 boeren en tuinders levert producten via een korte keten aan de consument

article_published_on_label
25 juni 2021

Het aantal agrarische bedrijven dat zijn producten afzet via een korte keten is in de periode 2017-2020 met ruim een kwart toegenomen. Dit blijkt uit de monitor Korte ketens van Wageningen University & Research in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat is gebaseerd op data tot 1 april 2020.

Op april 2020 zijn er in Nederland 7.234 primaire agrarische bedrijven die (een deel van de) door hen geproduceerde of bewerkte voedsel- en sierteeltproducten afzetten via een korte keten, dat wil zeggen: direct aan de consument, of met één tussenschakel. De totale opbrengst door verkoop via korte ketens op agrarische bedrijven komt op minimaal 1,36 miljard euro over een periode april 2019 t/m maart 2020. Wel zijn er aanzienlijke verschillen tussen provincies, maar overal is er een groei.  

De bedrijven met een afzet via de korte keten (hierna ‘korteketenbedrijven’) vertegenwoordigen 13,7% van alle primaire agrarische bedrijven. Van hen verkopen 3.401 bedrijven uitsluitend rechtstreeks aan de consument, 2.107 bedrijven alleen via één tussenschakel, en 1.726 zowel rechtstreeks als via één tussenschakel. De monitor is berekend tot april 2020, dus het volledige effect van Covid-19 is niet meegenomen.

Relatief veel korte ketens in de tuinbouw, maar melkveehouderij scoort het hoogst

Het aandeel korteketenbedrijven in het totaal aantal bedrijven is het hoogst voor fruitteelt, glastuinbouw en de groep overig tuinbouw. De melkveehouderij heeft het grootste aantal korteketenbedrijven. De aanwezigheid van relatief veel korteketenbedrijven in een bedrijfstype heeft sterk te maken met het feit dat er geen of nauwelijks bewerking nodig is voordat het product aan de eindconsument kan worden verkocht. Dit geldt in sterke mate voor eieren en fruit, maar ook voor meerdere groenten, planten en bloemen.

Ontwikkeling 2017-2020

Het aantal korteketenbedrijven is de laatste jaren met 1.510 (+26%) gegroeid: van 5.735 bedrijven in 2017 naar 7.234 bedrijven in 2020 (situatie per 1 april 2020). Het aandeel is nog sterker gestegen: van 10,5% in 2017 naar 13,7% in 2020. In Drenthe, Limburg, Noord-Holland en Zuid-Holland is dit aandeel het meest toegenomen. Kijken we landelijk naar het aandeel per bedrijfstype dan zijn de sterkste groeiers de glastuinbouw en de groep overig tuinbouw.

De ontwikkeling van het aantal korteketenbedrijven in 2017-2019 heeft vooral plaatsgevonden op qua economische omvang zeer kleine bedrijven (+47%). Binnen de groepen kleine bedrijven en zeer grote bedrijven was de toename met een derde eveneens groot. Ongeveer een op de vijf zeer grote bedrijven levert nu een deel van de afzet via korte ketens.

Leeftijd van de baas speelt mee

In de groep bedrijven met een jong bedrijfshoofd (<40 jaar) bevinden zich relatief de meeste korteketenbedrijven (17%). Toch zet ook één op de tien 65-plussers af via korte ketens. Of bedrijven met een bedrijfshoofd vanaf 51 jaar wel of geen potentiële bedrijfsopvolger hebben, maakt voor afzet via korte ketens weinig uit: het aandeel voor beide groepen blijft iets achter bij het landelijke beeld.

Er is een sterke relatie tussen afzet van producten via korte ketens en multifunctionele activiteiten. Zo verkopen 30% van de bedrijven met agrotoerisme en meer dan een derde van de zorgboerderijen ook geproduceerde producten via een korte keten. De bedrijven met educatieactiviteiten scoren het hoogst (43%).

Bioboeren werken vaker met korte ketens

Het aandeel korte ketens in de biologische landbouw (39%) ligt duidelijk hoger dan op bedrijven met gangbare productiesystemen (13%). Het percentage van de biologische bedrijven dat afzet via een korte keten in de provincies loopt uiteen van 23% in Flevoland tot 49% in Noord-Brabant.

Noord-Brabant heeft meeste korteketenbedrijven

Absoluut gezien bevinden de meeste korteketenbedrijven zich in de provincie Noord-Brabant, gevolgd door Gelderland en Zuid-Holland. Procentueel gezien scoort Limburg het hoogst met een aandeel van 20% van alle agrarische bedrijven die afzetten via een korte keten, gevolgd door Noord- en Zuid-Holland (19%). Het aandeel in de provincies Groningen, Friesland en Overijssel groeit, maar blijft nog onder de 10%

De totale opbrengsten door verkoop via korte ketens op agrarische bedrijven wordt geschat op minimaal 1,36 miljard euro over de periode april 2019 t/m maart 2020.De hoogste korte keten omzet wordt met 356 miljoen euro gerealiseerd in de provincie Zuid-Holland. Hiervan komt 80% voor rekening van de glastuinbouw. Op afstand volgen de provincies Noord-Brabant (212 miljoen) en Noord-Holland (177 miljoen).

Glastuinbouw levert landelijk gezien de grootste bijdrage in de omzet

Op nationaal niveau levert de glastuinbouw met 595 miljoen euro verreweg de grootste bijdrage aan de omzet via korte ketens.  Op grote afstand volgt de groep overig tuinbouw (212 miljoen), waaronder opengrondgroentebedrijven, boomkwekerijen, champignonbedrijven en bloembollenbedrijven. Een goede derde is de melkveehouderij met een omzet van 196 miljoen euro. De leghennenhouderij en blijvende teelt (fruitteelt, wijngaarden) scoren met respectievelijk 79 miljoen en 60 miljoen hoog, gezien het relatief geringe aantal bedrijven met dit bedrijfstype.

Verder ontwikkelen van korte ketens

Voor verdere ontwikkeling van korte ketens liggen er op het terrein van efficiëntere logistiek, toegankelijkheid van subsidies, kennisontwikkeling en oog voor meervoudige waardecreatie belangrijke uitdagingen. Hierbij zullen boer/tuinder, overheden en ketenpartijen samen de verantwoordelijkheid moeten nemen. Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van provinciale sessies in dit onderzoek dat zich richt op de productiekant van korte ketens. Ook de ontwikkeling van de vraagkant is belangrijk voor verdere groei, zoals eerder dit jaar gepubliceerd in het WUR-onderzoek Afstand van boer tot bord.