Nieuws

​Derogatie minder in trek door bedrijfsbeëindiging en knellende voorwaarden

article_published_on_label
6 augustus 2019

Er is een afnemende belangstelling voor derogatie, zo constateert het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Dat betekent dat minder bedrijven gebruik maken van de mogelijkheid meer dierlijke mest op hun land te gebruiken dan in de Nitraatrichtlijn is voorgeschreven. In 2017 daalde het aantal bedrijven met derogatie met 2,3% (448 bedrijven) en in 2018 6,6% (1.228 bedrijven) ten opzichte van het jaar ervoor.

Factoren die van invloed zijn op het besluit te stoppen met derogatie zijn bedrijfsbeëindiging, knellende deelnamevoorwaarden en switch naar andere producten of productiewijze. Dit werd in beeld gebracht door Wageningen Economic Research. Regionaal zien de onderzoekers een sterkere afname van het aantal bedrijven met derogatie in het Noordelijke veenweidegebied en op alle zandgronden, m.u.v. Zand-Midden Oost.

overwegingen derogatieaanvraag

Afname derogatie niet perse gunstig voor waterkwaliteit

LNV hecht waarde aan derogatie als middel voor het behoud en verbetering van de waterkwaliteit. Door regionaal beschikbare mineralen (mest) optimaal te benutten daalt het gebruik van kunstmest. Om voor derogatie in aanmerking te komen moet het areaal voor 80% bestaan uit grasland; de uitspoeling van meststoffen uit grasland is lager dan bij andere gewassen omdat het land het grootste gedeelte van het jaar bebouwd is. Leidt de teruggang in derogatie tot minder grasland en meer teelt van stikstofgevoelige gewassen (snijmais, aardappelen of tuinbouwgewassen) die meer kunstmest nodig hebben, wordt de waterkwaliteit niet geholpen.

Bedrijfsbeëindiging, graslandeis en bedrijfsopzet belangrijkste reden derogatie te stoppen

Agrarisch ondernemers geven aan te stoppen met derogatie omdat ze hun bedrijf beëindigen, vanwege de graslandeis van minimaal 80%, of omdat ze switchen naar een andere bedrijfsopzet (akkerbouw, biologische bedrijfsvoering). Ook noemt men het gebruik van andere mest dan graasdierenmest en extensivering van het bedrijf. Hierdoor is derogatie niet meer nodig en bespaart men bovendien op kosten voor bemestingsplannen, monsterneming en aanvraag.

Driekwart van de bedrijven met derogatie in 2016 zijn melkveebedrijven die bijna 90% van het areaal onder derogatie bewerken. Het aantal melkveebedrijven met derogatie neemt sterker af (2017: 2,1%, 2018: 7,5%) dan het totaal aantal melkveebedrijven in Nederland (CBS 2017: 1,1%, 2018: 5,3%). Dit kan mede verklaard worden door de Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij en leidt voor een deel tot de afname van het aantal bedrijven met derogatie.

Knelpunten aanpakken

Het beleid om het derogatieareaal te vergroten zou volgens de onderzoekers gericht moeten zijn op het verlichten van de genoemde knelpunten. Enkele suggesties: verlaag de graslandeis tot (bijvoorbeeld) 70%, onderzoek gewasderogatie, sta fosfaatkunstmest toe, verlaag deelnamekosten en onderzoek argumenten voor de beperking van uitsluitend gebruik van graasdierenmest.

Download de publicatie: