Sinds de tachtiger jaren veroorzaakt de uit het Middellandse Zeegebied afkomstige Roodzwarte dennencicade in Nederland massale aantastingen. Door het zuigen aan dennennaalden worden deze bruin en vallen af (foto: Alterra).

Verschuivingen van plagen

Veel insectenplagen zijn in principe een natuurlijk fenomeen. Bij gunstige weersomstandigheden, een goede voedselkwaliteit en lage aantallen natuurlijke vijanden, hebben bepaalde insectensoorten de mogelijkheid om snel in aantal toe te nemen. Sommige plaaginsecten komen jarenlang in lage aantallen voor, om plotseling, gedurende enkele jaren, grote dichtheden te bereiken. Veranderingen in beheer en klimaat hebben een grote en onvoorspelbare impact.

Invasies van zuidelijke soorten

Insectenplagen komen en gaan, maar de laatste jaren lijken er merkwaardige verschuivingen op te treden. Een voorbeeld hiervan is de Roodzwarte dennencicade Haematoloma dorsatum. Dit insect kwam oorspronkelijk alleen voor in het Mediterrane gebied maar is langzaam naar het noorden opgeschoven. Sinds medio jaren tachtig heeft deze soort regelmatig een massale verbruining (bandnecrose) van dennennaalden veroorzaakt in dennenbossen op de Veluwe en Noord-Brabant. Een ander voorbeeld is de Eikenprocessierups die thuishoort in Centraal en Zuid-Europa. Sinds de eerste aantastingen in 1991 lijkt deze soort helemaal in Nederland te zijn ingeburgerd (zie elders op deze site). We volgen dit soort ontwikkelingen sinds 1946 met een jaarlijkse monitoring met een netwerk van vrijwillige waarnemers, waarbij plaaginsecten op bomen in bossen, landschappelijke beplantingen en stedelijk groen worden geregistreerd.

Verschuivingen bij inheemse plaaginsecten

Ook bij inheemse plagen zijn veranderingen waar te nemen. Uit de onderstaande grafieken is bij de Dennenbladwesp Diprion pini een negatieve trend waar te nemen terwijl de Kleine wintervlinder Operophtera brumata een tegengestelde positieve trend laat zien (bron: Wageningen Environmental Research (Alterra).

Diprion
Operophtera

Plagen soms gerelateerd met bosbeheer

Soms is een verschuiving op voorhand verklaarbaar omdat er een duidelijke relatie is met het type bosbeheer. Zo hebben we gedurende lange tijd het systeem van eindkap met herinplant gehanteerd. Hiervan profiteert de Grote dennensnuitkever Hylobius abietis die lange tijd als zeer schadelijk is beschouwd omdat deze de jonge aanplant kan vernietigen. Deze kever vliegt naar verse naaldhoutstobben om daarin eitjes af te zetten. De kever legt haar eitjes verspreid over een lange periode en voedt zich ondertussen met jonge verse bast. Het planten van jonge boompjes tussen de stobben is vragen om moeilijkheden. Deze kever is dus een echte cultuurvolger die alleen maar ten gevolge van een bepaald bosbeheer in grotere dichtheden kan optreden. De laatste twee decennia is men veel meer overgegaan naar natuurlijke verjonging en dat lijkt de reden te zijn dat de grote dennensnuitkever na 1975 niet meer in de toptien is terechtgekomen.

De Grote dennensnuitkever is een cultuurvolger - alléén pas geplante boompjes op kapvlaktes worden aangevreten en gedood (foto: Wageningen Environmental Research (Alterra).
De Grote dennensnuitkever is een cultuurvolger - alléén pas geplante boompjes op kapvlaktes worden aangevreten en gedood (foto: Wageningen Environmental Research (Alterra).

Insecten als indicatoren voor milieuveranderingen

Door hun koudbloedigheid zullen insecten snel op klimaatverandering reageren en hun verspreidingsgebied naar het noorden en westen uitbreiden. Daarnaast reageren insecten ook op veranderingen in het bosbeheer en bossamenstelling. Stressfactoren zoals verdroging, vernatting en vermesting beïnvloeden de vitaliteit van bomen en daarmee de kwaliteit van het voedsel zoals bladeren, naalden en bast. Plaaginsecten op bomen kunnen dus als milieu-indicatoren gebruikt worden, waarbij ze het voordeel hebben vaak opvallend aanwezig te zijn en dus gemakkelijk geregistreerd kunnen worden.

Er is geconstateerd dat er sinds 1946 belangrijke verschuivingen in insectenplagen zijn opgetreden. Aan de ene kant zijn sommige 'ouderwetse' plagen totaal verdwenen, terwijl aan de andere kant nieuwe, soms exotische plagen opduiken. Dat betekent dat het Nederlandse landschap in de toekomst onvermijdelijk te maken zal krijgen met meer nieuwe plagen die een bepaalde impact op het bos en het bosbeheer zullen hebben. Het is dan voor lagere overheden en terreinbeheerders een goede zaak om de vinger aan de pols te houden.

Onlangs is een uitgebreide analyse van de database gemaakt over verschuivingen in voorkomen van insecten in relatie tot klimaatverandering en over nieuwe invasieve exoten. Hiervan is een wetenschappelijk artikel verschenen. Uit deze analyse blijkt dat vele insectenpopulaties zijn verschoven door menselijke ingrepen zoals veranderingen in de samenstelling van bossen en het beheer. Daarnaast hebben we ten gevolge van klimaatverandering en de toegenomen wereldhandel te maken met nieuwe soorten afkomstig uit Zuid-Europa en met uitheemse soorten (exoten) die hier ongewild zijn geïntroduceerd en die bedreigend kunnen zijn voor biodiversiteit (dennenprachtkever), volksgezondheid (eikenprocessierups) of economie (Aziatische boktor).

Bron

Moraal, L.G., G.A.J.M Jagers op Akkerhuis en D.C. van der Werf. 2002. Veranderingen in insectenplagen op bomen: monitoring sinds 1946 maakt trends zichtbaar. Nederlands Bosbouwtijdschrift 2002, 74 (2): 29-32.

Moraal, L.G. & G.A.J.M. Jagers op Akkerhuis. 2013. Verschuivingen van insectenplagen op bomen in Nederland sinds 1946 - een analyse van historische gegevens. Entomologische Berichten 73 (1): 2-24.