Nieuws

Voedselbosonderzoekers presenteren hun plannen

article_published_on_label
11 juni 2021

In het project ‘Wetenschappelijke bodemvorming onder de voedselbosbouw’ zijn de eerste veldmetingen gedaan. Het plan voor het meten van de bovengrondse biodiversiteit is bijna klaar en de rekentool voor het verdienmodel kan een palet aan ecosysteemdiensten meewegen.

Het TKI-onderzoeksproject ‘Wetenschappelijke Bodemvorming onder de voedselbosbouw’ onderzoekt de impact van voedselbossen in drie thema’s: klimaat & ondergrondse biodiversiteit, bovengrondse biodiversiteit en verdienvermogen. Aanleiding is het opzetten van twee voedselbossen door Stichting Voedselbosbouw Nederland (VBNL) in Almere en Schijndel, waarbij er een sterk accent ligt op grote volumes voedsel produceren.

Op donderdag 27 mei, tijdens de eerste digitale bijeenkomst van de klankbordgroep, waarin professionals uit wetenschap, werkveld en beleid meedenken over het verloop van het onderzoek, presenteerden onderzoekers en coördinatoren van het project hun concrete onderzoeksplannen, -methoden en -uitdagingen voor de komende 4 jaar.

Hoge biodiversiteit en koolstofopslag

Volgens secretaris van VBNL Marc Buiter en initiatiefnemer van het project, is in gematigde klimaatzones, anders dan tropische bossen, nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de impact van voedselbossen. Het onderzoeksproject, dat afgelopen jaar startte en doorloopt tot in 2024, is daarmee vrij uniek.

Gedurende 4 jaar wordt onderzoek gedaan naar plantaardig en dierlijk leven boven- en ondergronds. De onderzoekers willen daarmee het inzicht vergroten in hoe een voedselbos, afgeleid van een bosecosysteem, van invloed is op ondergrondse en bovengrondse processen. Buiter: “Het is van groot belang dat er nu eens empirisch onderzoek wordt gedaan, naast de al bestaande modelstudies. Ook al duurt het project met de huidige 4 jaar eigenlijk nog te kort. Pas na 5 of 6 jaar zal er oogst zijn in de nieuwe voedselbossen in Almere en Schijndel.”

Een voedselbos biedt in potentie relatief veel opslag van koolstof en biodiversiteit, en maakt de omgeving daarmee bestand tegen klimaatverandering. Buiter heeft dan ook naar eigen zeggen “best hoge verwachtingen van het project. We zijn er niet blanco ingestapt.”

Aaltjes zijn kenmerkend voor het bodemtype

Voor het onderzoek aan de ondergrondse biodiversiteit zijn momenteel de eerste bodemmonsters genomen op de voedselbosterreinen in Almere en Schijndel. “Op deze en ook op een aantal andere locaties zal ik de komende vier jaar het bodemleven bestuderen en vooral kennis opdoen over de nutriëntenkringloop en koolstofopslag”, legt onderzoeker Isabelle van der Zanden van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) uit. Daarbij neemt ze ook monsters van andere bodemtypes dan voedselbossen. Samen met collega-bodemecologen kijkt Van der Zanden naar verschillende soorten, waarvan de aaltjes een belangrijke groep is. Aaltjes-expert Gerard Korthals van het Centrum voor Bodemecologie licht toe: “Aan aaltjes kun je herleiden in welk successiestadium een bodem zich bevindt. Je hebt de koloniserende soorten in het pioniersstadium van een ecosysteem en de persistente soorten die pas verschijnen als het systeem stabieler is.”

Monitoringsplan flora en fauna

Studenten van Hogeschool HAS Den Bosch en Aeres Hogeschool in Almere nemen de analyse van de bovengrondse biodiversiteit voor hun rekening, vertelt projectcoördinator Jeroen Bruijnes (Wageningen Environmental Research). “We willen weten hoe soortgroepen veranderen met het volwassener worden van het bosecosysteem. Nu kunnen we dat doen voor de looptijd van het project, maar we hopen dat daarna wel voort te kunnen zetten. Daarvoor houden we ieder jaar met studenten monitoringsdagen, waarbij we kijken naar de flora, de diversiteit en biomassa van insecten zoals dag- en nachtvlinders, libellen en loopkevers, en naar vogels en vleermuizen.”

Studente Celine Borst van de Radboud Universiteit Nijmegen onderzocht welke keuzes voedselbosinitiatieven maken en waarom. “Daarbij heeft ze maar 3 reviewed wetenschappelijke papers kunnen vinden. De bijdrage van dit onderzoek aan de wetenschap zal alleen hierom dan al groot zijn”, aldus Bruijnes. De bovengrondse monitoring sluit bewust aan bij bestaande methoden. Bruijnes: “We gebruiken loopkevervallen die in de akkerbouw al in gebruik zijn. Dat maakt het mogelijk om de resultaten te vergelijken met ander onderzoek. Monitoringsprogramma EIS vindt bijvoorbeeld in open landbouwsystemen veel snelle loopkevers. Misschien zijn ze in voedselbossen wel minder snel.”

Rekentool voor het voedselbos als verdienmodel

Een derde deel van het project onderzoekt welke factoren van belang zijn om van een voedselbos een verdienmodel te maken. Daarvoor ontwikkelen economen van HAS Den Bosch een rekentool, die ze steeds verder zullen uitbreiden met relevante factoren. Erwin Bouwmans (HAS Den Bosch): “De basis van de rekentool en ook de factor economische winstgevendheid hadden we bij aanvang van dit project al ingevuld. Doordat we dat voorwerk hadden gedaan, konden we dit eerste al direct de ecosysteemdiensten laten meewegen. De resultaten van dit onderzoek zullen we nog vóór medio juli 2021 opleveren in de vorm van Rekentool 3.0. Daarna gaan we verder met factoren die het sociale karakter van een voedselbos weergeven.”

Ondernemer en bestuurslid van VBN Stijn Heijs ziet nog de nodige uitdagingen voor de komende jaren: “Het testprogramma voor de nieuwe versie van de rekentool werkt nog onvoldoende, maar weinig boerenbedrijven zien het houden van een voedselbos als mogelijke core business, en de waardering van de ecosysteemdiensten blijkt in de praktijk een lastige opgave.”