Project

Werkpakket 2: Bovengrondse biodiversiteit

In dit deelproject onderzoeken we wat er gebeurt met de bovengrondse biodiversiteit wanneer landbouwgrond wordt omgevormd tot een voedselbos. We monitoren daarvoor systematisch de ontwikkeling van de biodiversiteit in voedselbossen Schijndel en Eemvallei.

Biodiversiteit in voedselbossen

In Nederland is de biodiversiteit sterk afgenomen: in natuurgebieden is het soortenaantal weliswaar stabiel, maar in het agrarisch gebied gaat dat nog altijd sterk achteruit (Balans voor de leefomgeving, 2020). Mogelijk kunnen voedselbossen een rol spelen om de negatieve trend in het agrarisch gebied te keren. Om die mogelijke rol van voedselbossen te onderzoeken is het van belang om de biodiversiteit in nieuwe voedselbossen systematisch te monitoren. Hierdoor is inzichtelijk te maken welke soorten zich gedurende de ontwikkeling van een voedselbos kunnen vestigen of juist verdwijnen.

Voedselbossen Schijndel en Eemvallei-Zuid

We doen onderzoek in twee voedselbossen: voedselbos Schijndel van 20 ha en voedselbos Eemvallei-Zuid van 30 ha. Beide voedselbossen zijn ontstaan vanuit voormalig landbouwgrond. Het zijn multifunctionele systemen, waarin de initiatiefnemers voedselproductie combineren met educatie en recreatie. De voedselbossen zijn ontworpen naar het voorbeeld van een natuurlijke bosrand met een hoge diversiteit aan meerjarige, eetbare soorten. De productieve delen worden gevormd door deels overlappende vegetatielagen, met een oplopende zoom. De meerjarige soorten worden dusdanig aangeplant dat ze makkelijk te oogsten zijn. Na de aanplant van deze soorten vindt er geen beheer meer plaats en zal zich in de loop der tijd een oplopende zoom ontwikkelen. Gedurende de ontwikkeling van de voedselbossen zal de biodiversiteit mee-veranderen.

Monitoring

Om de bovengrondse biodiversiteit systematisch te kunnen monitoren, gebruiken we gestandaardiseerde protocollen van de soortgroepen planten, insecten, vogels en zoogdieren. Onze monitoring gaat door na de onderzoeksperiode van 4 jaar, zodat het mogelijk is om lange-termijntrends te berekenen voor de onderzochte soortgroepen.

De coördinatie van het project ligt bij Wageningen Environmental Research, in samenwerking met docenten van de hogescholen HAS Den Bosch en Aeres Almere. Voornamelijk studenten van die hogescholen zullen de monitoring uitvoeren. Door dit veldwerk te integreren in hun onderwijs zal het ook na de onderzoeksperiode mogelijk zijn om ermee door te gaan. De meerjarige monitoring is uiteindelijk te vertalen naar lange-termijntrends voor de gemonitorde soortgroepen.

Samenhang met ondergrondse biodiversiteit

We verwachten dat de bovengrondse biodiversiteit sterk samenhangt met de aanwezigheid van soorten onder de grond. In een ander deelproject monitoren onderzoekers de ondergrondse biodiversiteit. We zullen dan ook regelmatig afstemming hebben met elkaar.