Dossier

Dierwaardige veehouderij

Dierenwelzijn is een belangrijk onderwerp in onze maatschappij. In het verlengde hiervan staat de veehouderij in Nederland voor de uitdaging om dieren een dierwaardig bestaan te bieden. Wageningen University & Research (WUR) biedt de kennis en kunde die nodig is om een dierwaardige veehouderij te realiseren.

Wat wordt beschouwd als dierwaardig is gebaseerd op kennis, ervaring en wordt ook deels door de maatschappij gevormd. Wageningse wetenschappers onderzoeken en onderbouwen wat de behoeften van dieren zijn, wat ze nodig hebben voor een goed en fijn leven, welke eisen daarmee aan hun gehouden omgeving worden gesteld, en meten hun kwaliteit van leven. Hierdoor helpen we de discussie vooruit richting een voedselsysteem waar dieren dierwaardig worden gehouden.

Convenant dierwaardige veehouderij

Onze onderzoekers leveren ook direct kennis aan het convenant dierwaardige veehouderij. In dat convenant, en de gewijzigde Wet Dieren, staat dat dieren geen pijn of ongemak mag worden aangedaan om ze in een stal, hok of kooi te kunnen houden. Ze moeten vrij zijn om hun natuurlijk gedrag te vertonen. Het convenant zal als basis gebruikt worden voor wet- en regelgeving en de ontwikkeling naar een dierwaardige veehouderij verankeren. Ook op Europees niveau zijn er positieve ontwikkelingen: in het 'Farm to Fork' beleid wordt het dierenwelzijnsbeleid op huisvesting aangescherpt. 

De Nederlandse veehouderij

Na de Tweede Wereldoorlog heeft de Nederlandse landbouw zich ontwikkeld tot één van de hoogst productieve voedselproductiesystemen in de wereld. Specialisatie en schaalvoordelen vormden de drijvende factoren om veel betaalbaar eten te produceren, ook van dierlijke oorsprong. Deze vorm van veehouderij wordt soms ook wel intensieve veehouderij of bio-industrie genoemd. De laatste jaren worden de negatieve effecten hiervan op het welzijn van dieren steeds nadrukkelijker in de samenleving aangekaart.

Dierenwelzijn

Als het gaat om dierenwelzijn is er lange tijd vooral gekeken naar het voorkomen van ongerief, denk aan het voorkomen van staartbijten bij varkens, of verenpikken bij kippen en het voorkomen van ziekte, stress en pijn. In een dierwaardige veehouderij gaat het om de kwaliteit van leven vanuit het perspectief van het dier en het bieden van een leven dat de moeite waard is. Mensen zouden dat ‘gelukkig’ kunnen noemen.

Zes principes dierwaardige veehouderij

Voor een dierwaardige veehouderij heeft de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) het welzijn vertaald in zes leidende principes. Deze principes gelden als uitgangspunt voor het convenant dierwaardige veehouderij. Startpunt is respect voor de intrinsieke waarde van het dier, waarbij basisvoorwaarden goede voeding, omgeving en gezondheid voor het dier zijn. Het dier heeft daarbij de mogelijkheid om natuurlijk gedrag te vertonen en zich goed te voelen.

Lees meer

In 1965 heeft de commissie Brambell vijf vrijheden geformuleerd waarmee lange tijd is gewerkt om een invulling te kunnen geven aan dierenwelzijn. De Raad voor Dierenaangelegenheden heeft de vrijheden verweven in zes principes:

  1. Erkenning van intrinsieke waarde van het dier
  2. Goede voeding
  3. Goede omgeving
  4. Goede gezondheid
  5. Natuurlijk gedrag
  6. Positieve emotionele toestand

De RDA heeft een belangrijke toevoeging gemaakt in het zesde principe: het bereiken van een positieve emotionele toestand. De veehouderij zou zo ontworpen moeten zijn dat het dier in eigen behoeften kan voorzien en dat er mogelijkheden zijn voor het hebben van positieve ervaringen. Het is niet langer genoeg dat bijvoorbeeld een varken gezond is, het moet ook soorteigen gedrag, zoals wroeten, kunnen vertonen in het huisvestingssysteem.

Zes principes dierenwelzijn - Raad voor Dieraangelegenheden

Onderzoek WUR

Dieren hebben een op zichzelf staande waarde als wezens met gevoel: ze hebben zowel negatieve- (pijn, stress, angst) als positieve gevoelens (plezier, comfort, interesse). Dierwaardig gaat verder dan een goede fysieke gezondheid. Het dier kan een positieve mentale staat (positief welzijn) bereiken doordat de leefomgeving aansluit bij gedragsbehoeften. Wageningen University & Research verricht daar onderzoek naar.

Positieve emotionele staat

Goed dierenwelzijn is de balans tussen het hebben van negatieve en positieve ervaringen. Negatieve ervaringen zijn daarbij onderdeel van het leven, dat geldt voor alle dieren, ook voor in het wild levende dieren. Het gaat om de balans en dat er voor gehouden dieren niet alleen negatieve ervaringen zijn, maar juist overwegend meer positieve. Belangrijk voor het gericht mogelijkheden bieden om positieve emoties te ervaren zijn het kunnen uitvoeren van soorteigen gedrag en autonomie. Dat betekent dat gehouden dieren keuzevrijheid hebben, er variatie en afwisseling in de omgeving is en dieren mentaal en fysiek uitgedaagd worden. Bij bijvoorbeeld geiten en varkens is al veel onderzoek gedaan naar cognitieve uitdaging en dit heeft een aantoonbaar positief effect op de mentale staat.

Respecteren autonomie

Autonomie en het (terug)geven van controle over eigen keuzes omvat de mogelijkheid van het dier om zichzelf te kunnen handhaven doordat het minder afhankelijk is (gemaakt) van onze zorg. Dit wordt ook wel zelfbeschikking genoemd.

Lees meer

Ieder dier heeft een eigen karakter. Het karakter is niet alleen soorteigen, het verschilt ook tussen individuele dieren. Autonomie stelt dat een dier zaken probeert na te streven die voor hem of haar belangrijk of waardevol zijn en daarnaar kan handelen. Het gaat om de capaciteit van het dier om zich onafhankelijk te kunnen handhaven in een geschikte omgeving. Het dier wil graag zijn of haar eigen behoeften vervullen.

Niet alleen het resultaat is belangrijk, maar ook het uitvoeren van het gedrag zelf. Veel dieren verkiezen het bijvoorbeeld om te werken voor eten boven het gratis te verkrijgen. Niet alleen het eten op zichzelf is belangrijk, maar ook de weg van zoeken, vinden en bemachtigen ervan.

Zo blijkt uit onderzoek dat het pikken naar insecten als voer goed is voor het welzijn van kippen, nog los van het voordeel dat het gebruiken van insecten als veevoer kan hebben als toevoeging aan het dieet en voor een duurzamer voedselsysteem.

Soorteigen- of natuurlijk gedrag

De gedragsbehoeften van een diersoort, voortkomend uit de evolutie, vormen samen een repertoire aan soorteigen- of natuurlijk gedrag. In de nieuwe dierenwet staat dat in een diervriendelijke stal het systeem moet worden aangepast aan het dier in plaats van andersom.

Lees meer

Het dier heeft in de loop van de evolutie mechanismen ontwikkeld om de kans op overleven en voortplanting in een variërende omgeving te vergroten. Er is al veel bekend over het natuurlijk gedrag van dieren. Kippen willen bijvoorbeeld graag verhoogd rusten, scharrelen, gesynchroniseerd (samen met anderen) stofbaden en zonnebaden. Varkens willen graag wroeten, zoelen (modderbad nemen), spelen en een drachtige zeug wil graag een nest bouwen om te werpen. De stal Het Familievarken kan een oplossing bieden.

Al deze mechanismen worden aangestuurd door zogenaamde cognitieve- en emotionele motivationele systemen. Deze systemen zouden gelijk gesteld kunnen worden aan de behoeften van het dier. Bij behoeften kun je denken aan: eten en drinken, slapen en rusten, mesten en urineren, respiratie, thermo-comfort, foerageren, exploreren, sociaal gedrag, zelfverzorging, beweging, reproductie, seksueel gedrag, nestgedrag en maternaal gedrag. Het dier is gemotiveerd om behoeften te kunnen uitvoeren, ongeacht of de omgeving hiertoe gelegenheid voor geeft en is nauwelijks door fokkerij aangepast.

Belang dierwaardige veehouderij

In eerste instantie is een dierwaardige veehouderij van groot belang voor het dier zelf. Streven naar een positieve staat van zijn biedt het dier mogelijkheden om lekker in zijn of haar vel te zitten. En dat biedt ook mensen voordelen. Een dier dat zich goed voelt is veerkrachtiger en daarmee minder bevattelijk voor ziektes. Gezonde dieren zijn een essentieel onderdeel van de veiligheid van voedsel in lijn met de One Health gedachte: de verbanden tussen dierenwelzijn, diergezondheid en voedsel gerelateerde ziektes. Dierwaardige veehouderij draagt dan ook bij aan een veerkrachtige en gezonde veehouderij, en vice versa.

Gedragsverandering

De behoeften van het dier centraal stellen vraagt ook om gedragsverandering van boer, agro-industrie, consument en burger. De boer zal dieren meer gaan faciliteren in hun behoeften en consumenten zijn aan zet om te accepteren dat ze meer moeten betalen voor dierlijke producten als er meer kosten gemaakt worden om te komen tot een dierwaardige veehouderij.

WUR levert met wetenschappelijke kennis vanuit verschillende disciplines een belangrijke bijdrage aan de totstandkoming van beleidskeuzes op het gebied van dierwaardige veehouderij. Voedselproductie gaat over meer dan efficiëntie en veiligheid, het wordt betekenisvol als er aandacht en ruimte is voor relaties tussen mensen, dieren en natuur.