Nieuws

Vijf vragen over minder eiwit in veevoer

Published on
8 mei 2020

Minister Schouten wil dat in 2030 in tenminste de helft van de stikstofgevoelige natuurgebieden de stikstofdepositie onder de kritische grens is. Ook kondigde de minister aan dat de hoeveelheid eiwit in veevoer wordt teruggeschroefd. We vroegen aan universitair hoofddocent Jan Dijkstra (Dierwetenschappen) wat dit betekent voor de veehouderij.

1. Minimaal de helft van de stikstofgevoelige natuurgebieden moet aan de norm gaan voldoen. Wat betekent dat voor de veehouderij?

“Het korte antwoord: het betekent dat de veehouderij minder stikstof moet gaan uitstoten. De landbouw – en de melkveehouderij als belangrijkste onderdeel - stoot ammoniak uit en is daarmee verantwoordelijk voor zo’n 40% van het stikstofprobleem. Uit de cijfers die de minister geeft in haar brief van 24 april leid ik af dat de veehouderij zijn emissies met ongeveer 30% moet terugbrengen. Deze stikstofreductie kunnen we op allerlei manieren bereiken:

  1. Minder eiwit in veevoer
  2. Technische maatregelen in de stal, zoals emissiearme vloeren
  3. Verdunnen van de mest bij het uitrijden op het land
  4. Koeien vaker in de wei
  5. Minder vee

    Die laatste optie, het saneren van varkenshouderijbedrijven en opkopen van piekbelasters, staat voor een kleine bijdrage in de plannen van de minister. Zij rekent met een krimp van hoogstens 8% van de veestapel. Er moeten dus ook andere wegen gezocht worden.

    2. De minister kondigde deze week inderdaad aan eiwit in krachtvoer terug te schroeven. Hoe werkt dat?

    “Het is heel simpel: wat de koe niet in gaat, komt er ook niet uit. Stikstof is een essentieel bouwelement voor eiwit in plant en dier. Dus, voer je minder eiwit, dan zit in principe er minder stikstof in de mest, urine of melk van de koe. En dat is precies het knelpunt. Want de boer wil niet minder melk, en de consument wil geen melk van mindere kwaliteit. Daarom krijgen veel koeien in de praktijk een beetje meer eiwit dan ze eigenlijk nodig hebben. Ik schat in dat we in Nederland zo’n 10 procent minder eiwit kunnen voeren, zonder dat dat nadelig effect heeft op de melk(productie). En dat scheelt behoorlijk wat stikstofverliezen, vooral in de vorm van ammoniak.”

    3. Hoe zorgen we dan dat koeien minder eiwit krijgen?

    “Koeien krijgen ruwvoer (gras, graskuil, hooi en snijmais). Dat moet je zien als het basismenu. Daar bovenop krijgen ze krachtvoer. Dat is de stuurbare eiwitbron om de kwaliteit en hoeveelheid van de melkgift te garanderen. Daarmee kom je tot een geoptimaliseerd totaalmenu voor de koe. Krachtvoer wordt geleverd door gespecialiseerde voerbedrijven, en bestaat voor een belangrijk deel uit bijproducten van voedingsmiddelen voor mensen. Denk aan aardappelvezels of bietenpulp. De voerbedrijven maken voeding op maat voor allerlei diersoorten en dus ook voor koeien. Zij kunnen relatief eenvoudig de hoeveelheid eiwit in het ‘recept’ terugschroeven.”

    4. Gaat dit helpen het stikstofprobleem op te lossen?

    “Nee. Nauwelijks. Maar het helpt wél om de bouw- en infraprojecten door te laten gaan. Daar is deze maatregel voor bedoeld. De stikstofreductie die de krachtvoermaatregel moet bereiken, is slechts 0,5% van wat jaarlijks nodig is om de helft van de stikstofgevoelige natuurgebieden weer aan de regels te laten voldoen. Dat is weinig, maar de bouw veroorzaakt ook maar weinig stikstofdepositie.”

    5. Wat betekent de maatregel voor de gezondheid van koeien?

    Dat is waar de boeren zich terecht zorgen om maken. Door het eiwitniveau in krachtvoer te maximeren ontneem je de veehouder een stukje vrijheid en vakmanschap om eiwit in het hele rantsoen te optimaliseren. Dat betekent dat koeien of kalfjes die wat meer eiwit kunnen gebruiken het niet kunnen krijgen. Een koe die bijna een kalfje krijgt, of groeiende kalfjes, hebben echt meer nodig dan een standaard rantsoen. Een eiwittekort bij drachtige koeien kan leiden tot vervetting van de koe. Het risico van te vette koeien bij afkalven is dat ze vaker te kampen hebben met leververvetting, slepende melkziekte en ontstekingen. Kalfjes kunnen de rest van hun leven vatbaarder zijn voor allerlei ziekten en infecties. Dat effect kan ook al optreden bij deze tijdelijke maatregel van 4 maanden.

    Het is natuurlijk de vraag wat boeren nu gaan doen. Veehouders kunnen het lagere eiwitgehalte in krachtvoer compenseren in het ruwvoer, bijvoorbeeld door gras jonger te oogsten. Daardoor is het eiwitgehalte in het ruwvoer hoger en kan de stikstofreductie gedeeltelijk of zelfs geheel ongedaan worden.

    Nogmaals, ik verwacht dat we gemiddeld ongeveer 10 procent in eiwit terug kunnen, zonder risico's voor gezondheid of melkproductie. Maar ik betwijfel of de boer dat risico durft te lopen via een maatregel op maar 1 aspect van het rantsoen (het krachtvoer). Een betere oplossing zou zijn om met de sector een stikstofconvenant te maken. We zien dat dat in de fosfaatcrisis goed gewerkt heeft. Een stikstofconvenant geeft de boeren de vrijheid om - met hun vakmanschap - in het totale rantsoen tot de gewenste reductie te komen.”