Nieuws

Welzijn van scharrelkippen gemiddeld beter

Published on
16 juni 2022

Het welzijn van vleeskuikens die worden gehouden volgens het 1 ster Beter Leven Keurmerk is gemiddeld beter dan dat van reguliere vleeskuikens. De Kip van Morgen-concepten die de supermarkten nog tot 2024 als tussenvorm hanteren, scoren gemiddeld tussen regulier en scharrel in. Dat blijkt uit een unieke analyse door Wageningen Livestock Research van een omvangrijke verzameling gegevens van duizenden koppels vleeskuikens uit 2017 en 2018. Die grote hoeveelheid data laat daarnaast ook zien dat er grote variatie bestaat tussen koppels in dezelfde houderijvorm, waarbij op basis van de geanalyseerde welzijnskenmerken, koppels in ieder systeem een goed niveau van welzijn kunnen laten zien. De kwaliteit van de stal en het management van de pluimveehouder doen er daarbij wezenlijk toe, los van de formele productie-eisen.

Verschillende houderijsystemen voor vleeskuikens

Vleeskuikens in Nederland worden op ruwweg vier verschillende manieren gehouden:

  • De reguliere houderij met snelgroeiende kuikens produceert op basis van wettelijke minimum-eisen voor dierenwelzijn.
  • Het scharrel-segment produceert volgens de eisen van het Beter Leven Keurmerk 1 ster (BLK 1*) van de Dierenbescherming.
  • Tot 2024 worden vleeskuikens op basis van productie-eisen van de Nederlandse supermarkten gehouden in verschillende varianten van het Kip van Morgen-concept, zoals de nieuwe AH-kip of de Nieuwe Standaardkip van Jumbo. Die productie-eisen zitten tussen regulier en scharrel in.
  • Het biologische segment volgt de regels van Skal en de EU.

Meetwijze en kenmerken van drie systemen

In het project ‘Greenwell’ is een grote hoeveelheid data gebruikt die routinematig wordt verzameld op het pluimveebedrijf zelf en aan de slachtlijn. Van elk van de drie vergeleken houderijvormen (regulier, Kip van Morgen en Scharrel BLK 1*) ging het om minimaal 1889 koppels. De biologische houderij kon niet in de analyse meegenomen worden vanwege onvoldoende data.

In de analyse zaten vijf kenmerken die aan het dier werden gemeten (voetzoollaesies, borstirritatie, hakdermatitis, huidkrassen en sterfte) en drie omgevingskenmerken (toepassing van omgevingsverrijking, wel of geen vroege voeding aan eendagskuikens, bezettingsdichtheid). Met die data werd inzichtelijk gemaakt hoe deze houderijvormen presteren op het gebied van dierenwelzijn.

Daarbij werd gebruik gemaakt van de gevalideerde Welfare Quality-benadering die scores toekent aan individuele welzijnsindicatoren. Op basis daarvan werd een totale welzijnsscore voor een koppel berekend. Het betrof daarbij de fase op het vleeskuikenbedrijf, dus niet de voorschakels, en ook niet het transport en de slacht.

Variatie in welzijn vleeskuikens tussen systemen

Vleeskuikenproductiesystemen met strengere welzijnseisen scoorden gemiddeld beter, zowel op bijna alle individuele welzijnsaspecten, als op de totaalscore. Dat was naar verwachting. Opvallend was echter de variatie in de welzijnsscore tussen koppels in dezelfde houderijvorm. Daardoor was er ook een grote overlap in totale welzijnsscore tussen verschillende houderijvormen. Zo is het welzijn in de best presterende reguliere vleeskuikenhouderij beter dan in de slechtste scharrelhouderij volgens BLK 1*.

Wanneer alleen de vijf dierkenmerken werden geanalyseerd, werd de overlap nog groter. De hoogst haalbare welzijnsscore wordt dan bereikt in alle drie de houderijsystemen. Kwaliteit van management door de pluimveehouder en de kwaliteit van de stal hebben dus grote invloed naast de vaste productie-eisen.

In de dataset was de variatie het grootst voor de reguliere houderij en Kip van Morgen, en het kleinst voor de scharrelhouderij. Als de onderzoekers keken naar de welzijnsscore per bedrijf (dus niet per koppel) zagen ze dat er in het geval van Kip van Morgen en regulier bedrijven zijn die consequent beter of slechter scoren dan de mediane score, terwijl de BLK 1* bedrijven vooral rond de mediaan scoren. Dit geeft aan dat er voor Kip van Morgen en regulier de meeste ruimte voor verbetering is d.m.v. management. Daarbij moet wel aangegeven worden, dat veel meer Kip van Morgen en reguliere koppels in de dataset zaten, dan BLK 1* koppels.