bijensterfte

Bijensterfte of wintersterfte

Bij wintersterfte van complete bijenvolken spelen verschillende factoren een rol: ziektes, kwaliteit van bijenhouden, gewasbeschermingsmiddelen en beschikbaar voedsel voor bijen. Wintersterfte vindt plaats in de periode tussen september en april.

Wat is bijensterfte?

Bijensterfte is niet als één begrip te duiden. Als we spreken over enkele bijen dan is er vaak niet veel aan de hand. Maar als een groot deel van een bijenvolk of een heel bijenvolk dood gaat, gaan de alarmbellen rinkelen. Bijensterfte kan meerdere oorzaken hebben. Als er sprake is van sterfte in het groeiseizoen, dan kan dit veroorzaakt worden door spuitschade of bepaalde ziekten zoals Nosema en Acarapis. Maar ook voedselgebrek kan dit veroorzaken.

Wintersterfte

Wintersterfte van complete bijenvolken is van een andere orde. Deze vorm van sterfte vindt plaats in de periode tussen september en april en is vaak multifactorieel. Een belangrijke rol is weggelegd voor factoren die een direct negatief effect hebben op de gezondheid van winterbijen. Deze generatie langlevende bijen is nodig om als volk de winter te overleven. De levensduur en fysiologie van de winterbijen kan aangetast worden door slecht en gebrekkig voedsel, ziekten zoals virussen en de varroamijt, en mogelijk ook door bestrijdingsmiddelen. Om het nog complexer te maken variëren de factoren ook nog over de tijd (bijv. met seizoenen) en tussen gebieden, soms per land, regio, of zelfs per bijenstand. Bijen@wur onderzoekt welke factoren een rol spelen bij wintersterfte en hoe ze elkaar beïnvloeden.

CCD en verdwijnziekte

Wintersterfte wordt vaak verward met de termen verdwijnziekte en CCD (Colony Collapse Disorder). Deze symptoom complexen kunnen wintersterfte veroorzaken, maar niet alle wintersterfte is hiermee in verband te brengen. Zo is er ook sterfte doordat een volk moerloos wordt, of door verhongering. CCD en verdwijnziekte hebben een aantal overeenkomsten, de meest in het oog springende eigenschappen zijn:

  1. Het nest is geheel verlaten (mogelijk een paar dode bijen met koningin in en/of rond de kast),
  2. Er is broed aanwezig
  3. Opgeslagen voedsel in de vorm van honing en bijenbrood is nog aanwezig.

CCD werd tot nu toe alleen beschreven in de VS, maar daar omvatte het in sommige jaren een flink aandeel van de totale bijensterfte (60% van de totale sterfte in de winter 2007-08, tegen 15% van de totale sterfte in de winter van 2008-09; Ellis et al 2010, Journal of Apicultural Research 49(1): 134-136).

Verdwijnziekte is niet iets van de laatste jaren, maar werd bijvoorbeeld in 1990 al beschreven door Ko Zoet in het blad ‘Bijen’ van de VBBN. Het werd in die tijd vooral in verband gebracht met de gevolgen van Varroa destructor. Ook het ‘Werkboek Bijenhouden van Speelziek (~1980) wijdde er een pagina aan (dat was al voor Varroa).