Nieuws

Voorspellen en weren van de behaarde wants

article_published_on_label
2 maart 2022

De behaarde wants, Lygus rugulipennis, is één van de plagen die bijzonder lastig te bestrijden is in de glastuinbouw. De afgelopen jaren is er veel schade gemeld in chrysant, maar ook in groenteteelten als komkommer en aubergine kan de plaag veel schade geven. De wantsen kunnen in kassen overwinteren, maar de meeste schade vind plaats in de zomerperiode wanneer ze vanuit de kasomgeving de kassen invliegen. Binnen het topsectorproject “Biodiversiteit in en om de kas” wordt door de Wageningen University & Research, BU Glastuinbouw gewerkt aan een model om deze invlieg van schadelijke wantsen te voorspellen. De omstandigheden waarbij de kans op invlieg het grootst is blijken behoorlijk specifiek te zijn. In verder onderzoek wordt gekeken of deze voorspellingen gekoppeld kunnen worden aan een specifieke actie voor bestrijding of afweer.

Het probleem

De behaarde wants, Lygus rugulipennis, komt al jaren voor in de glastuinbouw, net als andere schadelijke wantsen zoals de groene appelwants en de brandnetelwants. De bestrijding wordt echter steeds lastiger, met name in de sierteelt, doordat steeds minder breedwerkende gewasbeschermingsmiddelen worden ingezet. Een andere oorzaak is dat door klimaatverandering de wantsen zich sneller ontwikkelen en hogere dichtheden bereiken, waardoor de plaagdruk vanuit de kasomgeving toeneemt. Het afgelopen jaar viel de plaagdruk enigszins mee, maar de jaren daarvoor werden gekenmerkt door zachte winters en warme zomers, wat resulteerde in hoge plaagdruk.

De meest effectieve manier om de wantsen te bestrijden is het afgazen van de luchtramen. Dit is echter niet voor ieder bedrijf haalbaar. Selectief chemisch bestrijden wordt ook steeds moelijker, zeker door de winnende populariteit van inzet van Orius voor de bestrijding van trips. Een middel tegen behaarde wants heeft al snel ook een negatief effectief op roofwantsen. Biologische bestrijding in de kas is heel lastig. Er zijn predatoren en sluipwespen die de eieren en nimfen van behaarde wants bestrijden, maar deze doen niets tegen de volwassen wantsen, terwijl dat juist het stadium is dat de kas invliegt. Bovendien kunnen de volwassen wantsen maanden lang leven en al die tijd dus schade veroorzaken. Bestrijding zal dus gericht moeten zijn op de volwassen stadia.

Voorspellen van invlieg

De behaarde wantsen overwinteren als volwassenen en deze kunnen al vroeg in het jaar actief worden en naar kassen migreren. De meeste invlieg lijkt echter te ontstaan na de eerste en tweede generatie buiten kassen op kruidige planten. Voor de bestrijding van wantsen is het waardevol om deze invlieg te kunnen voorspellen. In Engeland is enkele jaren geleden door East Malling Research al een model ontwikkeld waarmee op basis van temperatuursommen het bereiken van het volwassen stadium op de kruidlaag voorspeld kan worden.

Wanneer de ontwikkeling dicht bij het bereiken van het volwassen stadium zit, kan je op basis van weersinschattingen redelijk voorspellen wanneer het volwassen stadium is bereikt en de eerste invlieg verwacht kan worden.  De afgelopen 2 jaar heeft WUR Glastuinbouw dit model gevalideerd met data  van telers en zijn de aannames voor ontwikkelingssnelheid en overleving van nimfen bij lage temperaturen getoetst. De nimfen bleken erg goed tegen lage temperaturen te kunnen. Bij een 48 uur blootstelling aan 5 graden onder nul bleek 80 procent van de nimfen dit te overleven. Deze informatie was belangrijk voor het ontwikkelen en toetsen van het model.

Meldingen van telers over de eerste invlieg bleek redelijk goed overeen te komen met de uitkomsten van het model. De wantsen kunnen echter ook in kassen overwinteren, waardoor sommige bedrijven al veel eerder schade melden dan wat volgens het model met invlieg mogelijk was.

Onderzoek in Tsjechië

In de jaren tachtig is in Tsjechië al veel onderzoek gedaan naar het vlieggedrag van de behaarde wants met lichtvallen. Deze studies geven behoorlijk specifieke omstandigheden aan die gunstig zijn  voor migraties. Zo bleken de wantsen voornamelijk te vliegen tijdens de avond  tussen 18 uur en 1 uur ’s nachts. De temperatuur tijdens deze vluchten blijkt cruciaal. Wantsen werden alleen gevangen met lampen als de avondtemperatuur om 21 uur boven de 14 graden Celsius was. De meeste activiteit van vliegende adulten werd waargenomen op warme, windstille zomeravonden bij een temperatuur om 21 uur boven de 20 °C. Verder kunnen pieken van vliegactiviteit kunnen vaak gekoppeld worden aan het afsterven op wegmaaien van belangrijke waardplanten.

Deze specifieke condities voor vliegactiviteit kunnen gekoppeld worden aan het ontwikkelingsmodel, zodat redelijk ingeschat kan worden wanneer massale invlieg van behaarde wants verwacht kan worden. Komend jaar zal de WUR samen met Glastuinbouw Nederland een webinar organiseren om het model toe te lichten, zodat telers er zelf mee aan de slag kunnen. 

Weren en bestrijden   

Het voorspellen van invlieg zal uiteindelijk gekoppeld moeten worden aan een actie. Het tijdelijk sluiten van luchtramen op invliegmomenten is geen optie voor het gewas. De temperatuur zou te snel hoop oplopen bij die warme zomeravonden. Wel zouden telers gedurende de periodes dat invlieg verwacht  kan worden, kunnen gaan monitoren met vanglampen en op het moment dat invlieg wordt waargenomen een bestrijding uitvoeren met bijvoorbeeld entomopathogene schimmels. De huidige producten op basis van deze schimmels bleken echter maar beperkt effectief tegen de volwassen wantsen. In het project wordt nu verder onderzocht of de wantsen geweerd kunnen worden met repellente geuren die dan op specifieke momenten ingezet worden.

Financiering

Dit onderzoek valt onder de topsector T&U en wordt uitgevoerd door de BU Glastuinbouw van Wageningen University & Research en wordt gecoördineerd door Glastuinbouw Nederland. Het maakt onderdeel uit van een groter project gericht op biodiversiteit in en om de kas. De financiering van het onderdeel wantsen komt van het ministerie van LNV, Stichting KIJK, de gewascoöperatie paprika, Chrysant NL en Pherobank.