Nieuws

Juridisch advies over de mogelijkheden om het gebruik van glyfosaat te reguleren

article_published_on_label
30 oktober 2020

Wageningen University & Research heeft een juridisch advies verstrekt aan de Tweede Kamer over de mogelijkheden om het gebruik van glyfosaathoudende middelen te reguleren. Het advies is opgesteld op verzoek van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

Het verzoek aan de leerstoelgroep Recht van WUR is gedaan naar aanleiding van een aangenomen motie van het kamerlid Tjeerd de Groot (D66). Deze motie betreft geen verbod van glyfosaat maar het beperken van bepaalde toepassingen ervan, bijvoorbeeld het beperken van het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor:

  • resetten van grasland;
  • kalenderspuiten met glyfosaat;
  • regelmatig preventief bespuiten van gewassen;
  • vooroogsttoepassingen (‘pre-harvest’) van glyfosaat.

Naar aanleiding van de aangenomen motie wilde de vaste commissie voor LNV advies over de mogelijkheden om op nationaal niveau bepaalde toepassingen van glyfosaat buiten het kader van de geïntegreerde gewasbescherming te beperken.

Wettelijk kader

De toelating van de werkzame stof glyfosaat vindt plaats op EU-niveau, die in 2017 is verlengd tot 2022. Gewasbeschermingsmiddelen (GBP's) die specifieke werkzame stoffen bevatten, worden daarentegen door de lidstaten toegelaten, in overeenstemming met de EU-voorschriften die van toepassing zijn.

Binnen dit wettelijke kader bestaat volgens het door WUR uitgebrachte advies een aantal opties om het gebruik van glyfosaat te beperken. Ten eerste stelt de uitvoeringsverordening van de werkzame stof bepaalde grenzen aan het gebruik van glyfosaat, met name dat het alleen als onkruidverdelger mag worden toegelaten.

Onder bepaalde voorwaarden staat de Europese wetgeving verdere nationale beperkingen toe op GBP’s die glyfosaat bevatten: zo kunnen lidstaten bijvoorbeeld algemene ‘zonale’ toelatingsbeperkingen (voor specifieke gebieden) en speciale nationale toelatingsbeperkingen opleggen.

Minder voor de hand liggende opties 

Alternatieve mogelijkheden om nationale beperkingen op te leggen (op basis van een uitzondering op grond van artikel 114 VWEU of het voorzorgsbeginsel), lijken volgens WUR minder overtuigende opties. Verder wordt in het advies opgemerkt dat bij maatregelen die op nationaal niveau worden voorgesteld, rekening moet worden gehouden met de procedurele vereisten voor de kennisgeving van ontwerpen van technische wetgeving aan de Europese Commissie, alsook aan beginselen van doeltreffendheid en evenredigheid.

Meer informatie

Het advies is tot stand gekomen onder leiding van dr. H. Schebesta, Universitair Hoofddocent (UHD) verbonden aan de leerstoelgroep Recht. Het volledig advies leest u hier.