Nieuws
Rapporten van de proefresultaten (2017 en 2018) van het project ‘Duurzaam bodembeheer mais’ nu digitaal beschikbaar
Hoe kunnen agrariërs met minder input meer resultaten halen bij snijmaïsteelt? Dat was de centrale vraag bij de start van de meerjarige proeven in De Moer (Noord Brabant), Rolde (Drenthe) en Lelystad (Flevoland). Deze proeven zijn in 2012 aangelegd in het kader van het project “Duurzaam bodembeheer maïs” en zijn sinds 2016 voortgezet in de Publiek Private Samenwerking (PPS) “Ruwvoerproductie en Bodemmanagement”. De rapportages van de proefresultaten van 2017 en 2018 zijn nu digitaal beschikbaar.
Op drie locaties worden diverse teeltsystemen vergeleken in meerjarige proeven uitgevoerd op zand- (De Moer en Rolde) en kleigrond (Lelystad). Daarbij wordt onder andere gekeken naar opbrengst, onkruiddruk, bodemstructuur, aanwezigheid van regenwormen, indringingsweerstand, waterinfiltratie, stikstofdynamiek en economische aspecten. De kennis die uit de meerjarige proeven voortkomt wordt vervolgens doorgegeven aan de praktijk middels o.a. artikelen in de nieuwsbrieven van de PPS en factsheets.
Riemens et.al. 2014, Riemens et.al. 2015, Riemens et.al. 2016 en Riemens et.al. 2017 geven de resultaten van deze proeven in respectievelijk 2013, 2014, 2015 en 2016. Deze documenten zijn de proeftechnische rapportages met de gevonden kengetallen die ten grondslag liggen aan aanvullende rapportages en nieuwsuitingen.
Een greep uit de belangrijkste resultaten uit 2017 en 2018 staan onderstaand beschreven.
Proef zand Brabant, De Moer
- De metingen van N-mineraal en DS–opbrengst aan groenbemesters in het najaar van 2017 lieten zien dat de uitkomsten sterk gecorreleerd waren met de biomassa aan groenbemester.
- Evenals de meeste eerdere jaren nam de maisopbrengst (licht) af met de intensiteit van de grondbewerking, waarbij vooral de no-till duidelijk achterbleef.
- De vergelijking van ultra vroege maïs (KKM) t.o.v. standaard maïs laat zien dat de opbrengst van de KKM-maïs lager is, maar dit wordt gecompenseerd door de droge stofopbrengst van de groenbemester (2018) en het tussengewas rogge-erwten (2017).
Proef zand Drenthe, Rolde
- Door de relatief koude maand maart en droge eerste helft van april 2018 waren de opbrengsten van de vanggewassen die begin mei werden geoogst gemiddeld laag. De opbrengst van de ondergezaaide Italiaans raaigras was met ruim 1600 kg drogestof per ha het hoogst.
- In 2017 was de maïsopbrengst van de referentiebehandeling met spitten met 20,1 ton drogestof per ha het hoogst. De gemiddelde opbrengst van de behandelingen met NKG was 1,3 ton drogestof per ha lager dan van de behandeling met spitten.
- In 2018 werden in het voorjaar van drie behandelingen met NKG (1. een behandeling met afwisselend een jaar strokenteelt en een jaar gras 2. de behandeling met strokenteelt in permanent gras waarbij het gras geremd werd door Titus en 3. de referentiebehandeling Spitten) grondmonsters genomen voor bepaling van het organische stofgehalte. Er zaten na zes jaar nog geen significante verschillen in het gehalte aan organische stof in de lagen 0-15 en 15-30 cm. Opvallend was het organische stofgehalte van de lagen 0-15 en 15-30 cm van de behandeling met de teelt van afwisselend een jaar gras en een jaar maïs in stroken wat lager leek dan van de andere behandelingen die waren bemonsterd. Hiervoor is geen verklaring te gevonden.
Proef klei Flevopolder, Lelystad
- Het vanggewas gras-rode klaver had in 2018 de hoogste grondbedekking en versopbrengst ongeacht teeltsysteem. In 2017 gaf de beoordeling van de vanggewassen in het voorjaar gras-klaver de hoogste grondbedekking. Op de veldjes met rogge-vanggewassen was de grondbedekking 47-76%.
- Toepassing van glyfosaat in de stoppel van de wintergewassen in 2018 gaf significant langere maïsplanten en een hogere maïsopbrengst ten opzichte van de behandeling met herbiciden en de behandeling zonder chemische middelen (klepelen). De verschillen worden mogelijk verklaard door een grote(re) gewascompetitie met onkruid.
- Ondiep kopeggen als methode om zonder chemie het gras te remmen resulteerde in een gelijke veldopkomst als kopeggen met inzet van een herbicide in de teelt en spuiten met glyfosaat voorafgaand, zonder verdere inzet van herbiciden. Achterwege laten van chemie resulteerde wel in een significant korter gewas en een lagere opbrengst, significant verschillend voor droge stof en VEM. Bij inzet van herbiciden was de grondbedekking door gras na de oogst 43% terwijl zonder herbiciden geen grasgrondbedekking werd gevonden; wel 75% grondbedekking door dicotyle onkruiden.