Project

SUPER G

Duurzaam beheer is de sleutel tot het voortbestaan van blijvend grasland en de daaraan verbonden ecosysteemdiensten in heel Europa. Blijvend grasland en haar functies staan echter onder druk.

Aan de ene kant staan blijvend grasland en haar functies onder druk door suboptimaal beheer en zelfs het uit productie nemen van extensief gebruikte graslanden in marginale gebieden; en aan de andere kant door omzetting van blijvend grasland naar meer intensieve teeltsystemen. SUPER-G beoogt duurzame bedrijfssystemen op blijvend grasland te ontwikkelen en aangrijpingspunten te leveren voor beheer dat, afhankelijk van lokale context, gericht is op een optimale balans tussen  productiviteit enerzijds, en het bevorderen van ecosysteemdiensten - waaronder biodiversiteit, bijdragen aan de klimaatdoelstellingen, en waterhuishouding - anderzijds.

Belang voor Nederlandse melkveesector

In 2016 was 71% van de in totaal 1 miljoen ha grasland in Nederland blijvend grasland goed voor naar schatting de helft van het gras en ruwvoer voor de Nederlandse melkveehouderij. Een duurzaam gebruik hiervan is essentieel voor de levensvatbaarheid van de Nederlandse melkveehouderij, en voor het behoud van het open landschap.

Ook voor Nederland geldt binnen het Europese landbouwbeleid de verplichting om het areaal blijvend grasland in stand te houden. In het Nederlands veenweidegebied is vrijwel alle grasland blijvend grasland, dat een belangrijke rol speelt bij het beperken van de bodemdaling. Ook in andere gebieden biedt blijvend grasland de basis voor biodiversiteit (botanisch, insecten, weidevogels), koolstofvastlegging, beheer van waterkwaliteit, en is het een belangrijke troef voor toerisme en daarmee verbonden diensten.

2018:

  • De projectwebsite werd gelanceerd.
  • Workshop te Wageningen WP2 (‘Delivering Sustainable Systems’) o.l.v. WR.
  • Er werden inventarisaties uitgevoerd van grasland-hoofdtypen en bedrijfssystemen naar de lokale classificatie en praktijkinzichten in de resp. partnerlanden. Daarbij werden ook tentatieve schattingen gemaakt van de mate waarin externe factoren het graslandgebruik, de productiviteit, en de levering van ecosysteemdiensten momenteel onder druk zetten. Die factoren (‘threats’) zijn uiteraard afhankelijk van regio en lokale condities, en omvatten o.a. verandering van gebruiksintensiteit, omzetting naar bouwland of bos, verlating, en verdroging en/of hittestress.
  • De inventarisaties vormen bouwstenen voor diverse vervolg-activiteiten, waaronder (1) ontwikkeling van een meer formele EU graslandtypologie, (2) ontwikkeling van een typologie van grasland-gebaseerde bedrijfssystemen, (3) kwantificering van door permanent grasland geleverde ecosysteemdiensten (waaronder voederproductie, koolstof-vastlegging, biodiversiteit), regulatie van hydrologie en waterkwaliteit; bescherming tegen bodemerosie; en landschap en recreatie.

Publicaties