Longread

Week zonder vlees mag best langer duren


Tijdens de week zonder vlees (8-14 maart) ‘moeten’ we het stellen zonder dierlijke eiwitten. Hoe vangen we het gemis hiervan op? Wat zijn de alternatieven? Hoe kunnen we die vaker in ons dieet opnemen? En wat betekent dat voor de productie? Vragen waarmee Simon Oosting, Marnix Poelman en Wijnand Sukkel van Wageningen University & Research (WUR) zich dagelijks bezighouden. “Dit is een versnelling van een small win; een kleine betekenisvolle verandering die de transitie in gang zet.”

Om de groeiende wereldbevolking goed te kunnen voeden moet er op veel niveaus iets veranderen. De snelste en makkelijkste slag die we kunnen slaan is de dagelijkse consumptie van dierlijk eiwit verminderen. Simon Oosting, hoofd van de leerstoelgroep Animal Production Systems en leider van het ‘flagship-onderzoeksproject’ Alternative futures of a circulair bio-based society, schetst onze nationale eiwitinname: “Een Nederlander eet gemiddeld ongeveer 100 gram eiwit per dag. Zo’n 60 gram van deze inname bestaat uit dierlijke eiwitten."

"De WHO schrijft ons dagelijks 57 gram eiwitten voor, dierlijk of plantaardig. Kunnen we zonder dierlijk eiwit? Ja, dat bewijzen vele veganisten. Maar nee, we hoeven echt niet allemaal aan een dieet zonder vlees en zuivel. Maar willen we iedereen in de toekomst kunnen voeden dan moet én kan de inname van dierlijke eiwitten wel behoorlijk lager. Voor ons land geldt al een enorme winst als we dagelijks iets minder eiwitten eten en substantieel minder dierlijke eiwitten tot ons nemen.”

Het bewustzijn in de samenleving over de gezondheidseffecten van veel vlees wordt groter. Steeds meer consumenten slaan een of meerdere dagen per week het vlees over en vinden vleesvervangers een serieus alternatief.
Simon Oosting

Lagere dierlijke eiwitinname is wenselijk

Een lagere dierlijke eiwitinname is niet alleen voor westers lijf en leden wenselijk. De duurzaamheid van de dierlijke productie komt steeds verder onder druk te staan. Het feit dat we om in onze dierlijke eiwitbehoefte te voorzien ons vee voeren met rijke voedermiddelen als graan, mais en soja, die ook direct door mensen gegeten kunnen worden, is verre van efficiënt. Bovendien veroorzaakt de levende have flinke stikstofproblemen en broeikasgasemissies.

Krimp van de veestapel lijkt daarom niet alleen logisch, maar ook noodzakelijk. Oosting: “Daarom hebben we in diverse projecten modelberekeningen gemaakt om te kijken wat er gebeurt als we heel Nederland inrichten met kringlooplandbouw. Kunnen alle Nederlanders dan voldoende vlees eten, melk drinken en kaas consumeren? De uitkomst is dat we met circulaire landbouw 20 tot 30 gram dierlijk eiwit per persoon per dag kunnen produceren, dus minstens de helft minder dan we nu consumeren.”

Schelpdieren produceren relatief snel veel eiwitten

Als we circulaire landbouw combineren met een lagere (dierlijke) eiwitconsumptie en minder productie voor export, kunnen we voor een substantieel deel voorzien in onze nationale eiwitbehoefte. Toch zullen we - om wereldwijd de bevolking te voeden - ook op zoek moeten naar andere bronnen. Marnix Poelman, projectleider bij Wageningen Marine Research, heeft wel een idee: schelpdieren. “Mosselen, oesters, wulken, messen, tapijt- en venusschelpen produceren relatief snel veel eiwitten, behoorlijk efficiënter dan landdieren. Daar komt bij dat er nog veel gebieden op zee beschikbaar zijn voor de kweek van schelpdieren."

Mosselbank

"Op grotere afstand van de kust en tussen de windmolenparken bijvoorbeeld. We kunnen de productie opschalen en met deze diertjes mondiaal een grote bijdrage leveren aan de voedselvoorziening. Inmiddels weten we dat ook hieraan grenzen zijn; die moeten we verkennen binnen een klimaatbestendige en natuur-inclusieve productie en oogst.”

Kansen voor ‘blue economy’

De kansen voor een ‘blue economy’ zijn groot. Maar de vraag is daarvoor nog te klein. In Noord-Europa en de VS staan schelpdieren nauwelijks op het menu. Ze hebben volgens Poelman een ingewikkeld cultureel profiel. De aanwezigheid van allergenen en de beleving van het voedselveiligheidsaspect maken het mosselpannetje niet vanzelfsprekend, sommige religieuze groepen beschouwen schelpdieren als ‘varkens van de zee’ en vegetariërs vinden deze soort ondanks hun lage trede op de voedselketen alsnog te hoog.

Om een tekort aan landdiereiwitten op te vangen, is het wenselijk dat we schelpdieren inbouwen in ons dieet. Met af en toe mosselen op de pizza of een pasta met schelpdieren alleen redden we het niet.
Marnix Poelman

“We moeten schelpdiereiwitten op een andere manier naar de markt zien te brengen: in eiwitshakes, in burgers... Het is ook wachten op een bepaalde scene die schelpdieren omarmt; de markt moet vervolgens zo’n idee oppakken en nieuwe producten ontwikkelen. Om een tekort aan landdiereiwitten op te vangen, is het wenselijk dat we schelpdieren inbouwen in ons dieet. Met af en toe mosselen op de pizza of een pasta met schelpdieren alleen redden we het niet.”

In de provincie Zeeland steken diverse producenten, boeren, kwekers, vissers en hogescholen de koppen bij elkaar om de markt te verleiden het menu uit te breiden met schelpdieren. Poelman: “Zo zet de mosselbranche vloggers in om jongeren aan de schelpdieren te krijgen. En er lopen initiatieven waarbij een combinatie van schelpdieren, zeewier en peulvruchten in één gezamenlijk product vlees kunnen vervangen.”

Vlinderbloemigen vangen toenemende eiwitvraag op

Koren op de molen van Wijnand Sukkel, senior onderzoeker AgroEcologie en in die hoedanigheid nauw betrokken bij de Boerderij van de Toekomst, een nieuw concept om handen en voeten te geven aan kringlooplandbouw. Op de akkers rond Lelystad experimenteert hij met meng- en strokenteelt. Bij het succes hiervan spelen de peulvruchten van de familie vlinderbloemige planten een belangrijke rol.

Vlinderbloemige met bij

Daarom pleit hij vurig voor een prominentere rol van erwten, tuinbonen, lupine, linzen en andere peulvruchten in Nederland. Sukkel: “De waarde van vlinderbloemigen voor ons huidige monoculturele landbouwgebied is enorm groot. Zeker als je ze inzet in meng- en strokenteelt. Het eerste voordeel is dat je de monocultuur hiermee doorbreekt. Meer soorten gewassen betekenen meer biodiversiteit, hogere weerbaarheid en meer veerkracht."

"De vlinderbloemigen hebben daarnaast het voordeel dat ze stikstof uit de lucht aan zich weten te binden. De knolletjes lekken deze nutriënten via de wortels aan bijvoorbeeld het nabij gelegen tarwe of gerst. Dat scheelt in kunstmestgebruik. Daarnaast is deze plantenfamilie goed in het vrijmaken van fosfaat, zelfs bij moeilijkere gronden. Tot slot trekt de bloei van de planten bestuivers (insecten) aan en zorgt voor een veel fraaier landschappelijk beeld.”

Te weinig aandacht voor erwtjes, boontjes, linzen, lupines

Naast de voordelen voor de landbouw, bieden de erwtjes, boontjes, linzen en lupines ook een belangrijke oplossing voor de toenemende vraag naar eiwitten. Maar om aan die vraag te voldoen is nog wel wat werk aan de winkel. Sukkel: “We hebben te weinig aandacht geschonken aan deze soorten. We verbouwen ze nauwelijks, omdat we ze heel goedkoop kunnen invoeren. Die onbekendheid heeft er onder meer voor gezorgd dat er nog maar weinig veredeling heeft plaatsgevonden aan vlinderbloemigen. Het saldo van de opbrengst van vlinderbloemigen is dus om meerdere reden laag.”

We kunnen de eiwitproductie flink verhogen met peulvruchten.
Wijnand Sukkel
Peulvruchten

Toch ziet Sukkel kansen. “Boeren kunnen hun opbrengst met deze soorten vergroten als ze vlinderbloemigen kweken voor humane consumptie. We kunnen de eiwitproductie flink verhogen met peulvruchten.”

Reststroom verwerken in veevoer

Maar dan blijft import voor veevoer noodzakelijk? “Er valt nog veel te winnen met de inzet van reststromen. Er zijn echt meer gewassen dan mais en soja waarmee je vee goed en beter kunt voeren.”

Zo suggereert Poelman de reststroom van de zeewierverwerking te verwerken in het veevoer. “Het heeft weliswaar een laag eiwitgehalte, maar is weer rijk aan biostimulanten, koolhydraten, goede vetzuren en bezit een aantal goede spoorelementen. We moeten echt slimmer gaan nadenken over inzet van voedingsmiddelen. We bevissen nu ansjovis om er vismeel van te maken voor kweekvis. Dat is behoorlijk inefficiënt! Voed de kweekvis met alternatieven. Een begin kan een combinatie van schelpdieren en zeewier zijn en speel de ansjovis vrij voor humane consumptie van eiwitten en vetten. Beide alternatieven vragen echt om markttransitie en opname van mariene bronnen in een circulair voedselsysteem.”

Kweekvis
We bevissen nu ansjovis om er vismeel van te maken voor kweekvis. Dat is behoorlijk inefficiënt!
Marnix Poelman

Omwenteling van small wins

In het voorkomen van afvalstromen, in een notendop de kern van de kringloop, ziet Oosting een begin van de oplossing. De (promotie)onderzoeken, die in zijn leerstoelgroep worden uitgevoerd, brengen de consequenties van het circulair maken van de voedselketen in kaart. “En niet alleen op het milieu- maar ook op economisch gebied. Uit de modellen blijkt dat het zo optimaal mogelijk inzetten van reststromen in de voedselproductie ongekende mogelijkheden biedt en optimistisch stemt.”

Een interdisciplinaire benadering is belangrijk, want als we ons voedselsysteem willen verduurzamen, dan zal iedereen daar iets van merken. Dit is niet alleen de verantwoordelijkheid van de boer, visser of overheid, ook de ketenpartijen en consumenten hebben een belangrijke rol in deze transitie.
Simon Oosting

Maar die vrolijke cijfers brengen nog geen revolutie. “Deze omwenteling gaat langzaam. Het bewustzijn in de samenleving over de gezondheidseffecten van veel vlees wordt groter. Steeds meer consumenten slaan een of meerdere dagen per week het vlees over en vinden vleesvervangers een serieus alternatief. Vergeleken met tien jaar geleden gaan we al een enorme stap de goede kant op. Dit is een versnelling van een small win; een kleine betekenisvolle verandering, die de transitie in gang zet. De wil is er, de overtuiging moet komen van bijvoorbeeld de Boerderij van de Toekomst, de ‘blue economy’-beweging of regionale projecten zoals Can-Do-It."

"Bij dit laatste project dat speelt in Friesland, Groningen en Drenthe, komt alles samen. Een interdisciplinair team met expertise over plantaardige en dierlijke productie, bestuurskunde, bedrijfskunde en economie analyseert de resultaten op landbouw, natuur en milieu gebied, en ook op sociaal-economische thema’s zoals zelfvoorzieningsgraad of lokale werkgelegenheid. En die interdisciplinaire benadering is belangrijk, want als we ons voedselsysteem willen verduurzamen, dan zal iedereen daar iets van merken. Dit is niet alleen de verantwoordelijkheid van de boer, visser of overheid, ook de ketenpartijen en consumenten hebben een belangrijke rol in deze transitie. En dat kan beginnen met een small win als de week zonder vlees.”