Persbericht

Hoe houden we regeringen verantwoordelijk voor het nakomen van de Parijs-overeenkomst?

article_published_on_label
14 december 2015

Alom euforie over de klimaatovereenkomst van afgelopen zaterdag in Parijs, maar wie gaat nu de staten aan hun afspraken houden? De overeengekomen bepalingen om staten op formele gronden te binden aan de klimaatafspraken, zijn in het beste geval te classificeren als ‘zwak’. Dat zegt Sylvia Karlsson-Vinkhuyzen van Wageningen University. “De ervaringen met internationale milieuwetgeving leren, dat staten die zich op vrijwillige basis conformeren, krachtige nalevingsmechanismen nodig hebben”, zegt zij, “Maar verantwoording afleggen moet je veel breder zien, waarbij ook burgers aan zet zijn."

In een beleidsnota werd voorafgaand aan de COP21-conferentie precies aangegeven hoe de verantwoording van de klimaatovereenkomst van Parijs wel is te waarborgen. Deze nota is vooraf op grote schaal verspreid. Kern daarvan is, dat meer gebruik moet worden gemaakt van instellingen die reeds een toezichthoudende rol hebben op het gedrag van overheden, zoals parlementen, auditbureaus en rechtbanken aan de ene kant, en maatschappelijke organisaties en het brede publiek aan de andere.

Sylvia Karlsson-Vinkhuyzen van de leerstoelgroep Bestuurskunde van Wageningen University stelt dat veel meer aandacht nodig is voor de manier waarop de afspraken in Parijs zijn te koppelen aan de nationale klimaatacties en verankering in het nationale recht en beleid. Dit is cruciaal, omdat de nationale bijdragen formeel geen deel uitmaken van de juridisch bindende overeenkomst van Parijs. Zij pleit daarom voor het identificeren en uitwisselen van best practices, gericht op zowel de hoogste ambities als een effectieve implementatie.

Slechts een aanmoediging

In een reactie op het akkoord van Parijs zei de Nederlandse staatssecretaris Sharon Dijksma (Nu.nl) dat een belangrijk punt in de overeenkomst is dat elke vijf jaar gecontroleerd gaat worden of landen zich aan de afspraken houden. "Dat houdt landen aan hun verantwoordelijkheid om te blijven werken aan het verbeteren van het klimaat en het tegengaan van opwarming.” Sylvia Karlsson-Vinkhuyzen is het met de staatssecretaris eens dat vorderingen in kaart worden gebracht en de afspraken om de vijf jaar worden geëvalueerd. Echter, deze evaluatie gaat over de totale prestaties en nog niet over de individuele bijdrage van landen, en geeft alleen aan of landen wel op schema liggen in hun streven om emissies terug te dringen.

Het nalevingsmechanisme om te garanderen dat landen voortgang boeken op hun verplichtingen, is nog niet uitonderhandeld. Het voorstel dat er nu ligt is nog erg vrijblijvend en is in feite niet meer dan een aanmoediging om voort te maken.

Karlsson-Vinkhuyzen organiseerde op 9 december op COP21 in Parijs een side event over het thema 'Verantwoording na Parijs'. Wetenschappers, maatschappelijke organisaties en vertegenwoordigers van overheden belichtten de verschillende wegen om te komen tot verantwoording. De bijeenkomst was in het Nederlandse Climate Pavilion. Een dag later sprak de Wageningse onderzoekster bij het side event Climate Generations Area over mogelijke ethische afwegingen voor het afleggen van verantwoording in de klimaatovereenkomst.