Nieuws

Methode voor beoordeling vorderingen klimaatdoelstelling Parijs

article_published_on_label
3 mei 2021

Wetenschappers stellen een nieuwe methode voor om de voortgang van de klimaatdoelstelling van het Parijsakkoord – het beperken van de wereldwijde temperatuurstijging tot 2 graden boven het pre-industriële niveau – te beoordelen. Het onderzoek is geleid door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie (GCO) en gepubliceerd in Nature Climate Change.

Inconsistenties tussen de CO₂-schattingen bij landgebruik in de nationale broeikasgas(BKG)-inventarissen en in de wereldwijde modellen, kunnen leiden tot onnauwkeurigheden in zo'n beoordeling. In het onderzoek worden de verschillende BKG-schattingen bij landgebruik met elkaar in overeenstemming gebracht door de resultaten van wereldwijde modellen te ‘vertalen’ naar cijfers die vergelijkbaar zijn met de BKG-inventarissen van landen. De resultaten van het onderzoek zijn relevant voor de wereldwijde gemeenschap die koolstof modellen beheert en voor de wereldwijde inventarisatie – de periodieke beoordeling van de collectieve vorderingen op klimaatgebied, die in 2022 van start gaat onder het klimaatakkoord.

Verschil tussen modelschattingen en landenrapportage

In het klimaatakkoord zijn de landen overeengekomen om de stijging van de wereldwijde temperatuur te beperken tot ruim onder 2°C ten opzichte van het pre-industriële tijdperk en om daarvoor ‘in de tweede helft van deze eeuw een balans tussen antropogene BKG-emissies en -verwijdering’ te bereiken.

De landen monitoren hun nationale emissies aan de hand van nationale BKG-inventarissen en gebruiken daarbij overeengekomen IPCC-methodologieën, terwijl in wereldwijde modellen (de zogeheten geïntegreerde beoordelingsmodellen) andere methoden worden gebruikt om de toekomstige emissieroutes in te schatten in overeenstemming met de temperatuurdoelstelling. Deze verschillende benaderingen leveren verschillende schattingen op van de ‘antropogene’ CO₂-verwijderingen op het land, alsof ze een verschillende taal spreken.

De omvang van dit verschil – dat momenteel ongeveer 5 gigaton CO₂-emissie bedraagt en in de loop van de tijd zal afnemen met ambitieuze emissiereductiescenario’s – bemoeilijkt de taak om de collectieve vorderingen op klimaatgebied te beoordelen in het kader van de wereldwijde inventarisatie onder het klimaatakkoord. In dit proces zullen de BKG-schattingen van de gezamenlijke landen worden vergeleken met wat volgens de wetenschap nodig is om ver onder de 2°C te blijven. Het spreken van dezelfde taal, namelijk vergelijkbare gegevens, is dus van essentieel belang.

IJken om tot vergelijkbare schattingen te komen

In het nieuwe onderzoek wordt belangrijke deskundigheid uit de wereldwijde modellerings- en BKG-inventarisgemeenschappen samengevoegd en wordt een middel aangereikt om de in wereldwijde modellen ontwikkelde schattingen van toekomstige landemissieroutes te vertalen naar cijfers die beter vergelijkbaar zijn met de schattingen van landen.

De belangrijkste reden voor de verschillen in de schattingen tussen de modellen en de inventarissen is de definitie van ‘antropogene’ CO₂-verwijdering door bos. In de BKG-inventaris van de landen wordt een groter bosareaal in aanmerking genomen dan in de wereldwijde modellen, en op dit areaal worden sommige fluxen als ‘antropogeen’ beschouwd, terwijl die volgens de wereldwijde modellen ‘natuurlijk’ zijn. Beide benaderingen zijn geldig in hun eigen specifieke context, maar hebben hun beperkingen. Aangezien er geen perfecte manier is om de antropogene CO₂-sink in te schatten, zijn de transparantie en de vergelijkbaarheid van deze schattingen, tussen landen en met wereldwijde modellen, uitermate belangrijk. De methode in dit onderzoek maakt een vergelijking tussen deze twee verschillende benaderingen mogelijk door een deel van de door de wereldwijde modellen als ‘natuurlijk’ beschouwde CO₂-verwijdering door bossen te herverdelen over de ‘antropogene’ component. Op die manier blijven de schattingen van de totale CO₂-fluxen in de atmosfeer ongewijzigd, maar worden de door de modellen geschatte ‘antropogene’ emissies en verwijdering aangepast, zodat ze vergeleken kunnen worden met die in de BKG-rapportage van landen.

De voorgestelde oplossing betekent niet dat er iets verandert in de oorspronkelijke ontkolingsroutes van de modellen, maar herijkt ze om ze beter te kunnen vergelijken met de BKG-rapportage van landen. Dit levert meer inzicht op in de wijze waarop de overgebleven toelaatbare cumulatieve netto-emissies voor de gehele economie (het ‘resterende BKG-budget’) voor een doelstelling ver onder de 2°C overeenstemmen met de collectieve schattingen uit de gerapporteerde inventarissen. Het onderzoek van het GCO pleit dus voor een versterking van snelle en ambitieuze wereldwijde mitigatie-inspanningen.