Nieuws

Succesvolle voorstudie voor het verzamelen van wilde verwanten

article_published_on_label
19 maart 2021

In Nederland komen 214 wilde verwanten van gewassen (Crop Wild Relatives, CWR) voor, waarvan de meeste niet, of slecht, vertegenwoordigd zijn in genenbanken. Om de genetische diversiteit van CWR te borgen, wil het CGN zaadmonsters van deze soorten gaan verzamelen en opslaan. In het kader hiervan is in samenwerking met het Levend Archief een voorstudie uitgevoerd waarin zaden van 11 soorten zijn verzameld.

Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) richt zich op het behoud van genetische diversiteit in land- en tuinbouwgewassen. In het kader hiervan is in de afgelopen jaren onderzoek gedaan naar CWR die in Nederland voorkomen en naar de mate waarin deze soorten in hun voortbestaan worden bedreigd. 

Om de genetische diversiteit in deze wilde verwanten in Nederland veilig te stellen, wil het CGN zaadmonsters als veiligheidsback-up gaan opslaan. Hiervoor is aangesloten bij de activiteiten van de stichting Levend Archief, dat als doel heeft een nationale zadencollectie aan te leggen van de complete Nederlandse inheemse wilde flora.

Voorstudie

In 2020 heeft CGN onderzoeker Rob van Treuren in samenwerking met Joop Schaminée, voorzitter van het Levend Archief, een voorstudie uitgevoerd voor het verzamelen van Nederlandse CWR. In verschillende gebieden met een rijke soortdiversiteit, te weten Zeeuws-Vlaanderen, Zuid-Beveland, IJsselgebied en Zuid-Limburg, werden populaties bemonsterd. Hierbij waren ook vertegenwoordigers van de terreineigenaren het Zeeuwse Landschap en Staatsbosbeheer betrokken.

In totaal zijn 11 verschillende CWR populaties bemonsterd door per soort zaden van minstens 30 planten te verzamelen. De bemonsterde soorten zijn slanke wikke, zeegerst, oot, sikkelklaver, geelhartje, aardaker, pastinaak, kompassla, boslathyrus, gewone rolklaver en peen. Omdat de eerste vijf van deze soorten op de Nederlandse Rode Lijst staan, is het behoud van hun genetische diversiteit extra van belang. Naast het inwinnen van zaden zijn ook gegevens over de populaties en monsters verzameld.

De zaden zijn na bemonstering nagerijpt, gedroogd en geschoond. Om de zaden te kunnen invriezen zijn de zaden gedroogd bij 15°C en 15% luchtvochtigheid. De monsters zijn gesplitst en vervolgens opgeslagen in de bewaarfaciliteit van het CGN (bij -20°C) en in die van het Levend Archief (bij +4°C) aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Opgedane ervaringen

Gezien de geografische spreiding van CWR in Nederland is het voor het ontwikkelen van een inzamelingsprogramma efficiënter om gebieden, i.p.v. soorten, als uitgangspunt te nemen. Soorten waarvan de zaden in dezelfde periode rijpen kunnen dan simultaan bemonsterd worden. Contacten met lokale experts bleken daarbij onontbeerlijk voor de herkenning van soorten, de exacte locaties van populaties en het geschikte tijdstip van bemonstering. Zaadschoning bleek voor de meeste van de verzamelde soorten erg arbeidsintensief omdat dit handmatig moest worden uitgevoerd. Bij machinaal schonen zou waarschijnlijk veel zaad verloren gaan, wat in het geval van beperkte zaadmonsters onwenselijk is. De zaadopbrengst bleek sterk te kunnen variëren tussen de planten van een soort. Door het gescheiden houden van de individuele zaadmonsters kan de genetische diversiteit bij hergebruik in de toekomst beter worden gewaarborgd.

Toekomst

In samenwerking met het Levend Archief wordt door het CGN gewerkt aan de opzet van een inzamelingsprogramma met als doel de diversiteit van alle in Nederland voorkomende CWR veilig te stellen.

Foto: Aardaker, bron: Franz Xaver (2008), publisher: Wikimedia Commons (GFDL license).