Hoeveel dierproeven voert WUR uit?

In totaal deed WUR in 2022 104.891 dierproeven, een stijging van 29% ten opzichte van 2021. Deze toename is te verklaren door de toename van het aantal gebruikte proefdieren bij Wageningen Research (van 68520 naar 94198) met als doel het beschermen van diersoorten zoals de glasaal. Onderstaand is hier meer over te lezen.

Alle experimenten die hieronder staan vermeld vallen onder de Wet op de dierproeven (Wod) en zijn in 2022 voltooid. Het aantal dierproeven is niet hetzelfde als het aantal gebruikte proefdieren, want op één proefdier kunnen meerdere dierproeven worden uitgevoerd. Het aantal proefdieren dat is ingezet is altijd kleiner dan het aantal dierproeven dat is uitgevoerd.

In 2022 had 80% van alle dierproeven bij WUR betrekking op vissen. Dit gaat voornamelijk om het monitoren van visbestanden en valt onder het thema “bescherming van diersoorten”. Op de tweede plek komen kippen (huishoen­ders 12,9%) en muizen als derde (3,1%). De meeste kippen werden ingezet voor onderzoek naar dierenwelzijn. Niet alle dieren in het onderstaande overzicht worden in faciliteiten van WUR gehouden. Onderzoek voor behoud of monitoring van wilde populaties kan alleen gedaan worden met dieren in het wild. En incidenteel worden dierproeven uitgevoerd bij praktijkbe­drijven.

Wageningen Research (WR)

De toename van het aantal dierproeven bij WR is te verklaren door verschillende soorten onderzoek. De grootste stijging ligt in het aantal gebruikte vissen. Bij Wageningen Research (WR) waren in 2022 de meeste dierproeven gericht op onderzoek naar Bescherming van diersoorten (83%) waarvan monitoren van visbestanden het overgrote deel is. Daarna volgt Toegepast en omzettingsgericht onderzoek (13%). Dit was voornamelijk onderzoek naar dierziekten, zoals aviaire influenza (vogelgriep), en diervoeding. Als derde volgden Wettelijke vereisten (1.8%), met name Bioaccumulatie (ophoping van (gevaarlijke) stoffen in organismen.
Doel onderzoek WR 2017-2021

Wageningen University (WU)

Bij Wageningen University (WU) is het aantal proefdieren gedaald van 12948 naar 10693. Dat is een afname van 17%. Deze afname zien we in verschillende diersoorten terug; varkens, knaagdieren en vissen. Bij WU zijn in 2022 de meeste dierproeven uitgevoerd voor Toegepast en omzettingsge­richt onderzoek (62%) met name voor onderzoek naar dierenwelzijn. Dit betreft het doeldieronderzoek waarover eerder al is geschreven. Denk hierbij aan het doen van proeven met voeradditieven voor kippen, om (darm) gezondheid te verbeteren. Daarna volgt Fundamenteel onderzoek (33%), met name onderzoek naar het afweersysteem en diergedrag. Als derde volgt Onderwijs (5%).
Doel onderzoek WU 2017-2021

Wageningen University & Research (WUR)

Hiernaast staat het totaaloverzicht met de doelen van de 104.891 dierproeven in 2022 bij heel WUR.

Diersoorten

Overzicht diersoorten proefdieren 2022

Welke dieren vallen onder de Wod?

Deze Wet op de Dierproeven heeft betrekking op dieren die bestemd zijn voor wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden en als gevolg van de proef ongerief zullen ervaren. De wet is van toepassing op gewervelde dieren, met inbegrip van zich zelfstandig voedende larven van vissen en reptielen, foetussen van zoogdieren vanaf het laatste trimester (derde deel) van hun normale ontwikkeling en koppotigen (inktvissen).

Sommige dieren die bij WUR gehuisvest zijn vallen niet onder de Wod en tellen niet meer in de cijfers. Bijvoorbeeld omdat ze gehou­den worden voor de fok, of als praktijkdier of omdat ze van het onderzoek geen ongerief ervaren, bijvoorbeeld omdat alleen hun gedrag wordt geobserveerd.

Overzicht diersoorten proefdieren 2017-2021
Overzicht diersoorten proefdieren 2017-2021

Mate van ongerief bij dierproeven bij WUR

De tabel laat zien welke mate van ongerief dierproeven bij WUR in 2022 bij proefdieren veroorzaak­ten. Het ongerief wordt vooraf bij het opstellen van het plan ingeschat en achteraf definitief beoordeeld. De tabel geeft het gerealiseerde ongerief weer. Bij de beoordeling van het ongerief spelen verschillende factoren mee. Bijvoorbeeld de aard van pijn en angst die de procedure veroorzaakt, of er bijvoorbeeld blijvende schade is en of de integriteit van het dier is aangetast.

Wat betekent de mate van ongerief?

Het ongerief van het dier wordt cumulatief beoordeeld. Soms worden binnen een procedure verschillende handelingen verricht die elk afzonderlijk misschien ‘mild ongerief’ veroorza­ken. Maar doordat alle handelingen tijdens de gehele procedure wordt meegewogen, kan de gehele procedure dan bijvoorbeeld in de categorie ‘matig ongerief’ vallen.

Terminaal beoordeelde dierproeven zijn proeven waarbij het dier zonder voorafgaande handelingen gedood is om weefsels of organen te onderzoeken. Het dier ervaart dan geen ongerief tijdens de uitvoering van de proef.

Bij mild ongerief is er kans op een lichte vorm van ongerief tijdens een korte periode. De handeling en procedures hebben geen significante hinder voor het welzijn van het dier. Hieronder valt bijvoorbeeld het toedienen van en bijkomen uit een lichte sedatie, het nemen van een enkel bloedmonster of het toedienen van een substantie via een sonde. Ook het korte tijd solitair huisvesten van sociale diersoorten zoals muizen of kippen wordt gerekend tot mild ongerief.

Matig ongerief is er als de kans bestaat dat het dier een korte periode een matige vorm van ongerief ondervindt of licht ongerief gedurende lange tijd. Voorbeelden van hande­lingen met een matig ongerief zijn: het frequenter nemen van bloedmonsters, chirurgie met goede postoperatieve pijnbestrijding, of het gedurende meer dagen (afhankelijk van de diersoort) solitair huisvesten van sociale dieren.

Ernstig ongerief is de hoogste ongeriefcategorie. Het dier ondervindt tijdens de proef waarschijnlijk een ernstige vorm van ongerief en dus ernstige hinder voor het welzijn van het dier. Voorbeeld van handelingen met een ernstig ongerief zijn: blootstelling aan ziekte die tot de dood kan leiden en gepaard gaat met een langdurige pijn en lijden of het langdurig (enkele weken) solitair huisvesten van sociale diersoorten.

WU en WR

Uit deze tabellen blijkt dat het percentage onderzoek met matig ongerief bij WR gestegen is, waar dit bij WU gedaald is. De stijging van het percentage matig ongerief bij WR in 2022 ten opzichte van voorgaande jaren, heeft te maken met de aard van het onderzoek naar visbestanden dat wordt uitgevoerd bij WR. Ook het onderzoek gericht op dierziekten, waarbij in een aantal gevallen dieren met ziektekiemen besmet moeten worden om vervolgens de ziekte te bestuderen, levert matig ongerief op.

Met de stijging van het percentage matig ongerief is het niet gelukt om gehoor te geven aan de verfijning die gevraagd wordt in het onderzoek. Matig ongerief wordt vooral onder­vonden in het monitoringsonderzoek van visbestanden.

Het ongerief dat proefdieren ervaren bij door WU uitge­voerde onderzoeken is in vergelijking tot voorgaande jaren gedaald: er is een hoger percentage mild ongerief en een lager percentage matig ongerief. Hiermee lijkt invulling te zijn gegeven aan Verfijning van onderzoek. In vergelijking met het landelijke gemiddelde voert WU relatief veel dierproeven uit met mild ongerief: 57.8% landelijk (cijfers uit 2021) tegenover 88% bij WU (cijfers uit 2022, in 2021 was dit 79%).

Verder was het landelijk gemiddelde voor matig ongerief in 2021 35,6% terwijl dit bij WU op 11,1% lag in 2022 (en 21% in 2021).

Ongeveer de helft van het aantal gebruikte proefdieren bij WU zijn kippen (huishoenders). Vrijwel al het onder­zoek aan kippen betreft dierwelzijnsonderzoek en kent een mild ongerief.

Het merendeel (79%) van de dieren bij WU ervaart een lichte mate van ongerief. Bij WR was er in 2022 bij 50% van de dieren sprake van licht ongerief, en bij 50% van matig ongerief.