
Cijfers over dierproeven
Sinds de herziening van de Wet op de dierproeven in 2014 zien we een schommeling in het aantal dierproeven. De grote toename in het aantal vissen tussen 2014 en 2015 is ontstaan doordat vissen voor monitoringsonderzoek van de visbestanden in de Noordzee pas sinds 2015 onder de Wod vallen.
De schommelingen in aantallen proefdieren van jaar tot jaar zijn er met name bij de varkens, de kippen en de vissen en in mindere mate bij de muizen. Dit hangt samen met de uitvoering van grote, meerjarige onderzoekprogramma’s naar gezondheid en welzijn bij varkens en pluimvee, verduurzaming in de visteelt en de rol van muizen in de overdracht van onder andere de ziekte van Lyme.
Onderwijs
Wageningse afgestudeerden kunnen tijdens hun loopbaan te maken krijgen met bij dierproeven. WUR ziet het dan ook als haar plicht om studenten te onderwijzen in verantwoord proefdiergebruik en in de ethische aspecten die onlosmakelijk verbonden zijn met het gebruik van proefdieren.
Wanneer studenten ethische bezwaren hebben tegen dierproeven of het gebruik van dierlijk materiaal tijdens practica, kunnen zij er bij de verplichte vakken voor kiezen om een dissectievrije variant van zo'n vak te doen. In de specialisatiefase zijn er echter geen dissectievrije varianten van deze vakken. Wèl kunnen studenten hun studie zo inrichten dat zij niet met dierproeven te maken krijgen.
Welke dieren vallen onder de Wod?
Adoptie
Onder voorwaarden is het herplaatsen van proefdieren toegestaan. WUR volgt bij de herplaatsing de Code of Practice die het Nationaal Comité advies dierproevenbeleid heeft opgesteld.
De katten die bij WUR gehouden worden voor onderzoek gaan bij een leeftijd van 7 jaar ‘met pensioen’ en kunnen daarna ter adoptie worden aangeboden. Via een uitgebreid vragenformulier wordt de juiste kat aan de juiste eigenaar gekoppeld. De katten die bij WUR gehuisvest zijn, worden voornamelijk gebruikt voor gedrags- en voedingsonderzoek. Daarbij krijgen ze veel aandacht van studenten en verzorgers en ze zijn dan ook goed gesocialiseerd en geschikt voor adoptie. In 2019 hebben géén katten een nieuw tehuis gekregen, in 2018 waren dat er 8.
Wageningen Research (WR)
Bij Wageningen Research (WR) zijn in 2019 de meeste dierproeven gericht op onderzoek naar Bescherming van diersoorten (63%) waarvan monitoren van visbestanden het overgrote deel is. Daarna volgen Toegepast en omzettingsgericht onderzoek (30%), dit waren voornamelijk onderzoeken naar dierenwelzijn en dierengezondheid. Als derde volgt Wettelijke vereisten (6%), met name Batch Potency Testing (testen van de werkzaamheid van een partij geproduceerde geneesmiddelen) en Bioaccumulatie (ophoping van (gevaarlijke) stoffen in organismen).

Wageningen University (WU)

Diersoorten
Bijna tweederde van alle dierproeven bij de WUR heeft betrekking op vissen, namelijk 63,8%. Het gaat voornamelijk om het wettelijk verplicht monitoren van visbestanden. Dit onderzoek valt onder het thema “bescherming van diersoorten”. Op de tweede plek komen kippen (22,3%) en muizen als derde (4,8%). De meeste kippen en varkens werden ingezet voor onderzoek naar dierenwelzijn. De meeste muizen waren nodig voor het wettelijk verplichte testen van vaccins voor dieren.
Niet alle dieren in dit overzicht worden in de faciliteiten van WUR gehouden. Onderzoek voor behoud of monitoring van wilde populaties kan alleen gedaan worden met dieren in het wild. En incidenteel worden dierproeven uitgevoerd bij praktijkbedrijven, bijvoorbeeld met kippen.
Klik op de afbeeldingen om deze te vergroten.
Mate van ongerief bij dierproeven bij WUR
Onderstaande tabel laat zien welke mate van ongerief dierproeven bij WUR in 2019 bij proefdieren veroorzaakten. Het ongerief wordt vooraf bij het opstellen van het plan ingeschat en achteraf definitief beoordeeld. De tabel geeft het gerealiseerde ongerief. Bij de beoordeling van het ongerief spelen verschillende factoren mee. Bijvoorbeeld de aard van pijn en angst die de procedure veroorzaakt, of er bijvoorbeeld blijvende schade is en of de integriteit van het dier is aangetast. Het ongerief van het dier wordt cumulatief beoordeeld. Soms worden binnen een procedure verschillende handelingen verricht die elk apart misschien ‘Mild ongerief’ veroorzaken. Maar doordat het ongerief tijdens de gehele procedure wordt meegewogen, kan de gehele procedure dan bijvoorbeeld in de categorie ‘Matig ongerief’ vallen.
Terminaal beoordeelde dierproeven
Mild ongerief
Matig ongerief
Ernstig ongerief
In het merendeel van de dieren bij WUR ervaren de dieren een milde mate van ongerief. Bij WR is in 2019 het aantal dierproeven waarvan het ongerief als mild werd beoordeeld gestegen. Het aantal dierproeven met matig ongerief is de laatste drie jaar gestegen.
Bij WU is de afgelopen drie jaar het aantal dierproeven, dat geclassificeerd is als “terminaal”, gedaald van ruim 12% tot 0%. In 2018 én 2019 zijn er bij WU geen dierproeven uitgevoerd die op ernstig ongerief zijn ingeschat, bij WR kwam wel onderzoek met ernstig ongerief voor. Bij WR komen relatief meer proeven met matig ongerief voor. Dit verschil is onder andere te verklaren door de aard van sommige proeven die wel bij WR maar niet bij WU plaatsvinden. Onder andere het onderzoek gericht op dierziekten, waarbij in een aantal gevallen dieren met ziektekiemen besmet moeten worden om vervolgens de ziekte te bestuderen.
Klik op de afbeeldingen om deze te vergroten.