Veelgestelde vragen

Veelgestelde vragen over vliegtuigtellingen zeezoogdieren (SCANS-III)

1. Wat houdt het project SCANS-III in?

SCANS-III is een internationaal grootschalig boot- en vliegtuigonderzoek naar de populatieomvang en verspreiding van bruinvissen, dolfijnen en walvissen. Het eerste SCANS-onderzoek werd uitgevoerd in 1994, de tweede in 2005. Met de resultaten van SCANS-III kan het beheer voor de instandhouding van walvisachtigen in de Noordzee en aangrenzende wateren geoptimaliseerd worden. Deze dieren kunnen sterk worden beïnvloed door de gevolgen van menselijke activiteiten op zee, zoals geluidsproductie of vervuiling.

2. Wie werken er aan dit onderzoek mee?

Het SCANS-III-onderzoek wordt gecoördineerd door the Sea Mammal Research Unit van de Universiteit van St. Andrews in Schotland. Deze werkt samen met partnerinstituten zoals Wageningen Marine Research uit Nederland. Andere landen die meewerken aan het onderzoek zijn Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden en Engeland.

3. Waar wordt er onderzoek gedaan?

Het onderzoek vindt plaats in de Europese Noordzee en ondiepe aangrenzende Atlantische wateren.

4. Waarom wordt SCANSIII uitgevoerd?

De gegevens uit de SCANS-onderzoeken worden voor verschillende doeleinden gebruikt. Het voornaamste doel is bescherming van walvissen, zowel nationaal als internationaal. De resultaten worden gebruikt om het effect van beleid en beschermngsmaatregelen te meten. Op nationaal gebied kun je bijvoorbeeld het aantal gestrande bruinvissen in perspectief plaatsen. De resultaten geven een idee van kwantitatief belang van een gebied voor een soort, bijvoorbeeld de Noordzee voor de bruinvis.

Internationaal worden de resultaten van SCANS-III gebruikt voor de eerste 'Intermediate Assessment' voor de Europese Kaderrichtlijn Marien (Marine Strategy Framework Directive) die 2017 moet verschijnen. De Intermediate Assessment geeft een beschrijving van de status van een aantal soorten zeezoogdieren in Europese wateren, afgezet tegen beleidsdoelstellingen die streven naar een zogenaamde Good Environmental Status. De Intermediate Assessment kwantificeert aantalsontwikkelingen, waarbij met name afnames een belangrijke signaalfunctie hebben.

5. In welke periode worden de tellingen gedaan?

De vliegtuigtellingen vinden plaats van 27 juni tot 26 juli.

6. Wanneer kunnen er conclusies worden verbonden aan de tellingen?

De eerste aantalsschattingen van bruinvissen worden begin 2017 verwacht. Deze worden gepubliceerd, o.a. via de site van SCANS-III:

SCANS III - Small Cetaceans in European Atlantic waters and the North Sea (2016)

7. Hoeveel dieren zijn er geteld tijdens de laatste SCANS?

In 1994 (I) en 2005 (II) leverden de SCANS-tellingen de volgende aantalsschattingen op:

1994 (I) 2005 (II)
Bruinvis* 341.366 323.968
Witsnuitdolfijn 11.000 (schatting) 16.536
Dwergvinvis 7.200 10.500

* In 1994 waren er voornamelijk meer bruinvissen in het noordelijk deel van de Noordzee en in 2005 juist meer in het zuidelijk deel.

8. Hoe worden de walvissen geteld?

De walvissen worden door waarnemers geteld vanuit een schip of een vliegtuig. In totaal zijn er zeven vliegtuigen en drie schepen in het internationale SCANS-III-onderzoek. Wageningen Marine Research coördineert de vliegtuigtellingen en levert twee cruise leaders. Van tevoren zijn lijnen uitgezet op een kaart (Transecten). Langs deze lijnen vliegt het vliegtuig en tellen de onderzoekers alle zeezoogdieren, met een focus op een gebied van 300m aan beide kanten van de lijn. De vliegtuigen vliegen op een hoogte van 183 m (600 voet) en hebben een snelheid van 180 km/uur (100 knopen).

Een kaart van het onderzoeksgebied: de blokken met cijfers worden gemonitord met schepen, de blokken met letters met vliegtuigen.
Een kaart van het onderzoeksgebied: de blokken met cijfers worden gemonitord met schepen, de blokken met letters met vliegtuigen.

9. Tellen jullie de dieren met het blote oog of met een verrekijker?

Alle dieren worden met het blote oog geteld.

10. Hoe zorg je er voor dat je alle dieren telt?

Je kunt niet alle dieren tellen, het is altijd een steekproef. Een deel van de tijd zijn de dieren niet zichtbaar, maar ze moeten regelmatig aan het oppervlak komen om te ademen en dan kun je ze zien. Ook kan het gebeuren dat een waarnemer een dier mist dat wel in de telstrook aanwezig was. Om te compenseren voor gemiste dieren gebruiken we een correctiefactor. Deze correctiefactor houdt rekening met de kans dat dieren zichtbaar zijn en dat de onderzoeker hem ook daadwerkelijk ziet. Voor vliegtuigtellingen wordt de correctiefactor met een methode bepaald die “circle-back” wordt genoemd. Hierbij wordt een deel van het transect twee keer binnen enkele minuten gevlogen.

11. Hoe voorkom je dat je dieren twee keer telt?

Als een dier twee keer geteld wordt is dat niet erg omdat er dichtheden worden bepaald: er wordt berekend hoeveel dieren per km² voorkomen. Er wordt wel geprobeerd binnen een zo kort mogelijke periode het hele onderzoeksgebied te tellen.

12. Hoe herken je de verschillende soorten van een grote afstand en met bijvoorbeeld slecht weer?

We vliegen altijd met goed weer zodat de dieren goed te zien zijn en we monitoren met ervaren waarnemers. Deze experts weten exact welke dieren er gezien worden. Ook vliegen we relatief dicht bij het water op een hoogte van 183 meter. Om een goed zicht naar beneden te hebben gebruiken wij bijzondere ramen, zo genoemde “bubble windows”.

hansverdaat-vliegtuig-bruinvis.jpg

13. Is digitaal tellen niet beter en goedkoper?

Op dit moment worden digitale technieken zoals Hi-def (camera’s die beelden met hoge resolutie maken) getest in een Deens project dat bij SCANS-III aanhaakt. Vooralsnog lijkt Hi-def te duur door de lange analysetijd van de tellingen. Het duurt ongeveer tien uur om een uur aan opnamen te analyseren. In de toekomst zullen de tellingen wel gedigitaliseerd worden maar voor nu is het menselijke oog en brein beter in herkenning dan software.

14. Geven tellingen antwoord op vraag waarom potvissen en andere walvissen bij ons stranden?

Nee. Potvissen en de meeste andere walvissen komen van nature niet voor in de Noordzee. Ze leven in diepere wateren die grotendeels buiten SCANS-gebied vallen. Maar als wij een potvis tegenkomen wordt het dier natuurlijk ook geteld. In de Noordzee komen wel Dwergvinvissen voor. De Dwergvinvis is aangepast aan de Noordzee en daarom stranden ze nauwelijks. SCANS geeft wel schattingen voor het aantal Dwergvinvissen. Tijdens de vorige SCANS-II in 2005 werd het aantal op ongeveer 10.500 in het telgebied geschat.

Lees meer over strandingen: