Belangstelling voor de invoering van een eventuele gewasderogatie in de melkveehouderij groter dan in de akkerbouw
De derogatie die Nederland tot nu toe heeft verkregen staat toe om meer dierlijke mest aan te wenden dan de maximale stikstofgift van 170 kg N/ha die is toegestaan volgens de EU-nitraatrichtlijn. Deze derogatie is alleen van toepassing op graslandbedrijven. Bedrijven met derogatie moeten minimaal 80% grasland hebben om 230 (op zuidelijk en oostelijk zandgrond en lössgrond) of 250 kg N uit dierlijke mest op de overige landbouwgrond te mogen aanwenden.
Onderzoeksvraag
Omdat de derogatie eind 2021 afliep en voor 2022 weer een nieuwe derogatie is aangevraagd, is de vraag opgeworpen of derogatie ook voor niet-graslandbedrijven interessant zou kunnen zijn. Naast grasland zou dan gedacht kunnen worden aan derogatie voor wintergranen en suiker- en voederbieten. Het ministerie van LNV heeft begin 2021 in samenspraak met LTO Nederland en de Producentenorganisatie varkenshouderij (POV) Wageningen Economic Research gevraagd om inzicht te geven in de verwachte effecten in de bedrijfsvoering en de mogelijke belangstelling voor een eventuele invoering van de zogenoemde ‘gewasderogatie’. Gewasderogatie kan een stimulans zijn voor de teelt van gewassen die bijdragen aan koolstofvastlegging en die zo veelal ook de uitspoeling van stikstof naar het grond- en oppervlaktewater beperken. De verwachting is dat gewasderogatie een prikkel zou kunnen zijn tot het telen van minder uitspoelingsgevoelige gewassen als gras en (winter)tarwe met een hoge stikstofopname. Het rapport over gewasderogatie is op 17 mei 2022 door LNV aangeboden aan de Tweede Kamer.
Enquête deelnemers BIN-bedrijven
De mogelijke belangstelling en de effecten op het mestgebruik, de bouwplannen en eventuele andere aspecten van de bedrijfsvoering zijn met een enquête onder deelnemers van het Bedrijveninformatienet (BIN) van Wageningen Economic Research geïnventariseerd. Door het enquêteren van deze deelnemers kon naast de enquêteresultaten ook gebruik worden gemaakt van eerder verzamelde data in het LMM-project over het huidige mestgebruik en de huidige bouwplannen. De mogelijke pakketvarianten die in de analyse zijn meegenomen, zijn beschreven in tabel 1. Naast twee pakketvarianten gebaseerd op gewasderogatie is ook een pakketvariant op basis van bedrijfsderogatie in de analyse opgenomen.
Pakket | Maximaal gebruik N uit dierlijk mest kg/ha |
---|---|
1. Gewasderogatie 270/200 | Grasland 270 kg* |
Wintergranen 200 kg* | |
2. Gewasderogatie 300/250/200 | Grasland 300 kg* |
Wintergranen 250 kg* | |
Suiker- en/of voederbieten 200 kg* | |
3. Bedrijfsderogatie (min 70% grasland, max 20% mais en max 30% wintergranen, suiker- en/of voederbieten) | Alle gewassen 250 of 230 kg (230 kg voor zand- en lössgrond in provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant of Limburg. 250 kg voor alle andere landbouwgrond) |
Tabel 1. Onderzochte pakketten voor gewasderogatie met de bijbehorende maximale stikstofgift uit dierlijke mest (kg N/ha) per gewastype.
* Bij gewasderogatie (pakket 1 en 2) moet de extra N-gift uit dierlijke mest op de derogatiegewassen worden gebruikt. Voor de overige gewassen geldt de reguliere stikstofgebruiksnorm voor dierlijke mest.
Belangstelling bedrijven en effect bouwplan
Uit de enquête blijkt dat de belangstelling van de bedrijven voor pakket 1 Gewasderogatie 270/200 36% bedraagt. Voor pakket 2 Gewasderogatie 300/250/200 is dit 45% en voor pakket 3 Bedrijfsderogatie is dit 37%. De belangstelling voor deelname verschilt per sector. Voor de melkveehouderij is deze het hoogst voor alle drie de pakketten. Akkerbouwbedrijven tonen minder belangstelling. Deze bedrijven hebben geen ervaring met deelname aan derogatie en implementatie van derogatie in de bedrijfsvoering en zijn daardoor minder bekend met derogatie dan melkveebedrijven.
Uit de enquête blijkt ook dat bij een eventuele deelname bij alle drie de pakketten het areaal per gewas min of meer gelijk bleef. Figuur 1 laat dit zien voor pakket 2 Gewasderogatie 300/250/200. Voor akkerbouw-, melkvee- en alle bedrijven samen wijkt het bouwplan bij eventuele deelname aan pakket 2 nauwelijks af van het bouwplan zoals geregistreerd voor het jaar 2020.
Voorkeur voor pakketten
De respondenten is ook gevraagd naar hun voorkeur voor één van de drie pakketten of de optie voor de huidige derogatie. Indien zij zouden mogen kiezen geeft 65% van de respondenten een voorkeur voor pakket 2 aan. Dit pakket geeft met 300 kg N per ha op grasland, 250 kg N per ha op wintergranen en 200 kg N per ha op suiker- en voederbieten de ruimste mogelijkheden voor de aanwending van stikstof uit dierlijke mest. Daarnaast geeft gewasderogatie de ondernemer meer vrijheid om te bepalen welke gewassen in het bouwplan worden opgenomen.
Besparing op kunstmest
Bij deelname aan de voorgelegde pakketten vindt een verschuiving plaats van stikstofkunstmest naar het gebruik van dierlijke mest. De besparing op stikstofkunstmest bedraagt 5-16 kg N per ha. Het gebruik van stikstof uit dierlijke mest neemt bij deelname toe met 4 tot 46 kg N per ha. Het gebruik van fosfaat uit dierlijke mest blijft bij deelname min of meer gelijk. De belangrijkste aanpassingen in de bedrijfsvoering bij deelname aan een pakket betreffen een vermindering van de hoeveelheid aangewende stikstofkunstmest en minder gebruik van eiwitrijk voer.
Als mogelijke belemmeringen voor deelname aan gewasderogatie worden vooral de algemene voorwaarden voor deelname genoemd, bestaande uit onder andere de kosten voor deelname en administratieve werkzaamheden. Daarnaast wordt vanuit de akkerbouw met name aangegeven dat de fosfaatgebruiksnorm een belemmering vormt voor een groter gebruik van dierlijke mest.
Lees meer in het rapport Belangstelling voor gewasderogatie en effecten van deelname. Een vergelijking van drie pakketten.
Tanja de Koeijer (Wageningen Economic Research) LMM e-nieuws, juni 2022