Impact story

Beter voor de dieren, beter voor het milieu

Consumenten hechten steeds meer waarde aan milieu en dierenwelzijn bij het houden van dieren. Maar wat wordt hier precies mee bedoeld? Experts van Wageningen University & Research doen er onderzoek naar en vertalen de kennis die ze opdoen naar innovatieve concepten voor stallen en diervoeders. Dankzij hun werk heeft de veehouderijsector inmiddels al heel wat stappen gezet op de weg naar duurzaamheid.

Van een hoge uitstoot van fijnstof en ammoniak in kippenstallen en agressief gedrag bij varkens tot ontbossing wegens de aanleg van sojaplantages: er is veel te doen rond de veehouderij. Steeds meer consumenten vinden dat het houden van dieren duurzamer moet. De vraag is: wat is dat dan precies, een duurzame veehouderij?

De meningen hierover verschillen, en zijn gekleurd door normen, waarden en emoties. Zijn we als mens bijvoorbeeld superieur of gelijkwaardig aan dieren? En wanneer spreken we van dierenwelzijn? Wat de situatie nog ingewikkelder maakt, is dat een verbetering van dierenwelzijn kan leiden tot een hogere milieubelasting. En dat verduurzaming vaak vraagt om grote investeringen. Veehouders moeten die wel kunnen terugverdienen.

Weloverwogen keuzes in verduurzaming

Wageningse specialisten op het gebied van dierenwelzijn, milieu, klimaat en circulaire landbouw vergaren de kennis die nodig is om weloverwogen keuzes te maken bij het verduurzamen van de veehouderij. Ze brengen de behoeftes van kippen, varkens, geiten en andere dieren in kaart en rekenen door welke impact het houden van dieren heeft op milieu, dierenwelzijn en de inkomens van boeren in de hele wereld. Die inzichten vertalen ze naar wetenschappelijk onderbouwde concepten voor stallen en diervoeders. Dit is een doorlopend proces waarbij de elementen uit eerdere innovaties, zoals Rondeel, Windstreek, Kwatrijn en Kipster, ingezet worden voor nog betere stallen.

De hele dag scharrelen

Een concept om natuurlijk gedrag te stimuleren in de varkenshouderij is het Familievarken. Het voer wordt hier met zwenk-armen van bovenaf verspreid over de grond, zodat varkens de hele dag – net als in de natuur – kunnen foerageren door te wroeten. Biggen komen al vanaf hun geboorte met andere biggen en zeugen in contact. Daardoor zijn er op latere leeftijd nog maar weinig gedragsproblemen, zoals staartbijten.

In bestaande systemen wordt daarnaast geëxperimenteerd met een familievoerbak, waarbij biggen samen met de zeug kunnen scharrelen en eten. Ook krijgen zeugen bij de bevalling nestmate riaal aangeboden, zoals stro en jute doeken. Ze voelen zich daardoor rustiger en er worden meer biggetjes levend geboren, zo blijkt uit diverse studies.

Een vernieuwende staltechniek is de mestschuifel in kippenstallen, een techniek in ontwikkeling waarbij dierenwelzijn en milieuvriendelijkheid hand in hand gaan. De kippen scharrelen hierbij op een vloer met houtsnippers in plaats van hun eigen droge mest. Die droge mest valt door de snippers heen en wordt met de mestschuifel afgevoerd. De kippen genieten van schoon strooisel en de uitstoot van fijnstof en ammoniak is naar verwachting fors lager dan in huidige kippenstallen.

Boeren hoeven bovendien geen duur ionisatiesysteem meer aan te schaffen om fijnstof-emissies te verminderen. De mest is zo droog dat hij meteen verwerkt kan worden; dit levert boeren mogelijk geld op in plaats van dat het geld kost, zoals nu. En de kippen leggen minder eieren op de grond, waardoor de boer minder tijd kwijt is aan het verzamelen er van.

Circulair voedselsysteem

Wagenings onderzoek heeft ook baanbrekende kennis opgeleverd over de rol van dieren in circulaire voedselsystemen. Het idee hierachter is dat  akkerland met name wordt gebruikt voor de teelt van gewassen voor menselijke consumptie, en dat reststromen als aardappelschillen en tarwegries eindigen als diervoeder. Een derde van alle landbouwgrond in de wereld wordt nu gebruikt voor de teelt van gewassen voor veevoer. Worden dieren gevoerd met reststromen, dan komt deze grond beschikbaar voor de teelt van gewassen voor menselijke consumptie.

Wageningse experts onderzoeken de mogelijkheden van zo’n circulair voedselsysteem en gaan na hoe het er in de praktijk uit moet zien. Welke reststromen zijn geschikt als diervoeder en welke dieren kun je hier het best mee voeden, en hoeveel dieren dan? Gaat een partij scheve beschuitjes bijvoorbeeld naar de varkens of naar de kippen? Wat betekent dit voor de bewerkingsstappen die deze reststroom moet ondergaan? Kunnen de huidige aantallen dieren in Nederland dan nog wel gevoerd worden?

Vraag en aanbod

De experts hebben ook een inschatting gemaakt van welke reststromen  beschikbaar komen bij welk dieet, en bij welke productkeuzes van consumenten. Eten mensen bijvoorbeeld meer gezond bruin brood, dan zijn er minder reststromen, dan wanneer ze allemaal wit brood zouden eten. De vraag naar plantaardige producten bepaalt dus uiteindelijk het aanbod van bijproducten.

Dit voorbeeld laat zien dat het een holistische kijk cruciaal is om te komen tot een duurzamer voedselsysteem: alles is met alles verbonden. Inzichten in die verbanden helpen overheid en bedrijfsleven om te kiezen voor oplossingen die integraal bijdragen aan het verduurzamen van het voedselsysteem. De kunst is hierbij te zoeken naar synergiën en trade-offs te voorkomen.

Stappen zetten

Of het nu gaat om dierenwelzijn, milieu-impact of de inkomens van boeren: volgens de experts van Wageningen University & Research zijn er nog genoeg stappen te zetten in het duurzamer houden van dieren. Zij zetten hun onderzoek de komende jaren voort en blijven de veesector inspireren met innovatieve concepten voor stallen en diervoeders.