De verbinding tussen boer en burger

Direct contact tussen boeren en burgers is niet alleen nodig om polarisatie tegen te gaan, maar ook om een succesvolle overgang naar een kringlooplandbouw te kunnen maken, zo valt te lezen in het nieuwe hoofdstuk Boer-Burger verbinding in de WUR-publicatie Kringlooplandbouw.

Nu veel mensen door de corona-maatregelen ervoor kiezen om op vakantie te gaan in eigen land, zullen ze ook vaker terechtkomen op het Nederlandse platteland. Misschien gaan ze kamperen bij de boer, spelen ze een partijtje boerengolf of fietsen ze langs boerderijen die eieren, zuivel of groenten verkopen. Dit directe contact tussen boeren en burgers kan tot meer begrip voor de agrariërs leiden. Een welkome ontwikkeling in tijden van groeiende polarisatie. Beelden van boze boeren op grote tractoren die door Den Haag rijden – of dichter bij huis: over de WUR-Campus – staan immers nog op ieders netvlies.

Gelukkig zijn er veel meer boeren die op mildere wijze contact zoeken, zo valt te lezen in het hoofdstuk Boer-Burger verbinding in de WUR-publicatie Kringlooplandbouw. Zij willen burgers meer betrekken bij hun bedrijven, omdat ze weten dat boeren en burgers alleen samen tot een kringlooplandbouw kunnen komen.

Consumenten weten vaak nauwelijks wat erbij komt kijken om voedsel te produceren, of wat de effecten zijn van hun eigen keuzes

Consumenten hebben namelijk vaak nauwelijks weet van wat erbij komt kijken om voedsel te produceren, of wat de effecten kunnen zijn van hun eigen keuzes op mens, dier en omgeving. Terwijl een groter bewustzijn juist ertoe kan bijdragen dat mensen meer verbondenheid voelen met de inspanningen van boeren en ze daardoor wellicht ook andere voedselkeuzes maken. De keuze voor meer plantaardige en minder dierlijke producten, en voor meer lokale en ‘groene’ producten is cruciaal om de kringloop te sluiten.

Bruggenbouwers

Boeren en burgers vinden elkaar steeds vaker door nieuwe vormen van contact. Niet alleen op het erf, bijvoorbeeld in boerderijwinkels of op de boerencamping, maar ook via social media of door crowdfunding.

Boerderijen die hun activiteiten verbreden doen aan ‘multifunctionele landbouw’. Dergelijke boeren – meestal boerinnen, trouwens – zijn bijvoorbeeld actief als kinderopvangorganisatie of zorginstelling, of geven boerderijeducatie. Zo kwam melkboerin Heleen Lansink ooit op het idee van een melktap op het erf, waar mensen zelf hun verse melk kunnen tappen, maar geeft ze inmiddels ook veel lezingen over het reilen en zeilen van een melkveehouderij. In deze video vertelt ze hierover, in een gesprek met WUR-onderzoeker Marcel Vijn.

Multifunctionele boeren – meestal boerinnen, trouwens – zijn ook actief als kinderopvangorganisatie of zorginstelling, of geven boerderijeducatie

Volgens de Wageningse hoogleraar Rurale Sociologie Han Wiskerke verdient inmiddels de helft van boerengezinnen hun inkomen met activiteiten als een boerderijwinkel op het erf, campinghouder of als zorgboerderij. Ter vergelijking: in 1997 waren er nog maar 75 zorgboerderijen; inmiddels zijn dat er 1.400.

Burgers die boeren

Een andere ontwikkeling is dat burgers zelf gaan boeren, met nieuwe vormen van eigenaarschap. Zo betrekt Community Supported Agriculture (CSA) consumenten bij de productie van voedsel. Ze worden lid van een coöperatie en bepalen samen met de boer wat er dat jaar aan groente en fruit geteeld zal worden. De boer staat op die manier dicht bij zijn klanten en de consument ziet van dichtbij wat er allemaal moet gebeuren voordat de producten op zijn bord liggen. Een voorbeeld van CSA zijn de zogenaamde Herenboeren. Deze vorm van landbouw past ook bij het kringloopdenken, want de boer produceert naar behoefte, waardoor er minder verspilling is.

Meer dan boeren alleen

De perceptie van burgers is belangrijk voor de goodwill van de boeren. Het helpt de band tussen boer en burger herstellen en draagt zo bij aan een beter maatschappelijk draagvlak voor de land- en tuinbouw. Boeren die meer contact hebben met burgers zeggen bovendien dat ze meer waardering ervaren en daarmee meer plezier hebben in hun werk.

Door nieuwe richtingen aan te boren en mee te gaan in online mogelijkheden, kan de boer zijn bedrijf toekomstbestendiger maken. Een divers bedrijf is minder afhankelijk van één specialiteit en heeft dus meer veerkracht, mocht het in één bepaalde sector slechter gaan.

Boerin Heleen Lansink benadrukt: “Boeren kunnen het niet op eigen houtje; we hebben de betrokkenheid van de samenleving nodig, zodat landbouw en veeteelt een vorm krijgen die door iedereen gedragen wordt.”