Impact story

Een alternatief voor testen op muizen

De Nederlandse overheid wil in 2025 voorloper zijn op het gebied van proefdiervrije innovaties. Voor onderzoek naar voedselveiligheid ontwikkelen wetenschappers van Wageningen University & Research verschillende alternatieven voor dierproeven.

Jarenlang waren dierproeven de enige toegestane methode om te bepalen of schelpdieren zoals mosselen en oesters gifstoffen bevatten. Onderzoekers spoten een schelpdierextract in bij een muis of rat en keken of het dier bleef leven. Ging het dier dood, dan was de mossel of oester giftig. Een rigoureuze methode. Deze mosseltest is nu vervangen door een proefdiervrije, chemisch analytische methode, die voor een groot deel binnen WUR is ontwikkeld. Op jaarbasis scheelt dat zo’n driehonderdduizend Europese ratten en muizen.

Celkweken

De onderzoekers van Wageningen Food Safety Research zetten vooral in op de ontwikkeling van biologische methoden om stoffen die in voedsel kunnen voorkomen te testen op schadelijkheid. Daarbij worden menselijke cellen behandeld met een stof of combinatie van stoffen. Daarna wordt met verschillende technieken gekeken of er effecten optreden die wijzen in de richting van toxiciteit. Ook worden computermodellen ontwikkeld om de resultaten met de gekweekte cellen te kunnen ‘vertalen’ naar de situatie in het menselijk lichaam. Met verschillende casestudies wil Peijnenburg de bruikbaarheid van deze methoden onderzoeken en valideren.

Planttoxines

Naar aanleiding van kennisvragen van de Europese voedsel- en warenautoriteit (EFSA) bekeken de Wageningse toxicologen of en in welke mate een als giftig bekendstaande groep van plantenstoffen, de pyrollizidine alkaloïden oftewel PA’s (die bijvoorbeeld voorkomen in Jacobskruiskruid en als verontreiniging in voedsel), voor de mens gevaarlijk is. Onderzoek met proefdieren liet eerder zien dat deze stoffen kunnen zorgen voor DNA-schade en kanker.

Onderzoek van WUR met menselijke levercellen wijst erop dat deze toxische effecten ook in de mens optreden. De toxicologen ontdekten ook dat er grote verschillen zijn in de potentie van de verschillende de PA’s. Niet alle PA’s lijken dus even gevaarlijk te zijn. Dankzij het onderzoek van Peijnenburg en collega’s kan EFSA een meer realistische risicobeoordeling uitvoeren. En dat zonder de inzet van dierproeven.

Minerale oliën

Inmiddels zijn de onderzoekers bezig met een nieuwe casestudie naar het effect van aromatische koolwaterstoffen in minerale oliën op celkweken. Deze oliën kunnen onder meer via inkt op verpakkingsmateriaal in contact komt met voedsel en een potentieel risico voor de mens vormen. Ook hierbij is de bezorgdheid dat de koolwaterstoffen mogelijk DNA-schade kunnen veroorzaken.