Inspirerende mensen @WUR: Saminathan Sivaprakasham Murugesan
Saminathan Sivaprakasham Murugesan, afkomstig uit Tamil Nadu in India, rondt binnenkort zijn promotietraject af en vertrekt daarna naar Azië. Hij heeft zes jaar gewoond en gewerkt in Wageningen. Omgaan met meer dan 110 verschillende nationaliteiten is niet altijd eenvoudig. Daarom heeft hij het 'Safe Space Initiative' opgericht, een kader voor discussiegroepen om de werkplek inclusiever en prettiger te maken voor studenten, promovendi en medewerkers.
Wageningen University & Research zet zich in voor inclusie, diversiteit en gelijke kansen, omdat wij ervan overtuigd zijn dat dit bijdraagt aan beter onderzoek en beter onderwijs. Inspirerende mensen reageren in interviews op vragen over diversiteit en inclusie.
Saminathan Sivaprakasham Murugesan(31) is bezig met het afronden van zijn onderzoek ‘On obliterating the initial barriers of polyploidy: insights from Nasonia neopolyploids’ (Uitwissen van de eerste belemmeringen voor polyploïdie: inzichten aan de hand van Nasonia-neopolyploïden) aan de vakgroep Entomologie.
‘Er is nog veel werk aan de winkel voor mijn promotietraject tot aan de ceremonie in maart. Mijn hele promotieonderzoek draaide om fundamenteel genetisch onderzoek: RNA-sequencing en polyploïdie bij dieren, om meer inzicht te krijgen in de evolutie. In november verhuis ik naar Thailand. Ik heb er veel zin om naar Azië terug te gaan. Dat zit altijd in mijn achterhoofd. Ook de moed om met iets totaal nieuws te beginnen. Ik vind het altijd leuk om er vol voor te gaan. Ik ga beginnen met een plantengenomicabedrijf voor Azië, want er is daar nog een groot gebrek aan geavanceerde technologie. Veel Aziatische bedrijven komen naar Nederland voor dit soort dingen, maar volgens mij kun je veel lokale mensen helpen als je daar begint.’
Van de fundamentele genetica naar het Safe Space Initiative, hoe is dat zo gekomen?
‘Het bestuderen van DNA in wespen is een klein onderdeel van mijn promotietraject. Het draait toch vooral om mensen. Er komt veel projectmanagement kijken bij een promotietraject. Als je onderzoek doet in Wageningen, begeleid je mensen, haal je mensen van verschillende plekken binnen, reis je en ontmoet je nieuwe wetenschappers. Er zijn ook veel mensen in het lab, en je hebt veel studenten. Zo is het begonnen. Want als je met al die mensen uit verschillende culturen praat, hoor je over heel vergelijkbare 'basisproblemen' waar ze dagelijks mee te maken hebben. Dat is uitgegroeid tot het Safe Space Initiative.’
Waar gaat het Safe Space Initiative over?
‘Wageningen heeft nogal wat vangnetten: als er grote, lastige problemen zijn, dan is daar een telefoonnummer voor, je kunt praten met een hulpverlener, enzovoort. Maar er zijn niet veel vangnetten voor meer laagdrempelige problemen. Stel dat je je ergens niet prettig bij voelt, en je weet niet hoe je dat moet aankaarten bij je hoogleraar of je directe leidinggevende. Het makkelijkste wat ze in het Safe Space Initiative kunnen doen, is een gesprek aangaan met hun eigen mensen. Het is een platform waar mensen praten met anderen, bij wie ze zich meer op hun gemak voelen. Het is een soort steungroep voor veel verschillende kleine problemen.’
Hoe is het begonnen?
‘Samen met mijn vriend dr. Shaphan, die vorig jaar is teruggegaan naar Kameroen, heb ik een vragenlijst rondgestuurd binnen onze groep over de onderwerpen die we konden behandelen. De top drie bestond uit stressmanagement, praten met je begeleider en problemen zoals het imposter-syndroom. Dat laatste komt veel voor bij wetenschappers, vooral bij mensen met gevorderde kennis over om het even welk onderwerp. Allemaal doodgewone dingen die mensen dagelijks voelen. Erover praten verlaagt de drempel. Het helpt als je begrijpt dat je hier niet alleen in staat. Iedereen weet uit eigen ervaring wat het is.’
Zou je deze formule die je hebt ontwikkeld nu een succes noemen?
‘Het heeft een gemeenschappelijk kader gecreëerd, niet alleen bij onze vakgroep. Ik had vergaderingen met veel onderzoeksgroepen, met mensen van diverse studentenverenigingen. Ze hebben hun eigen Safe Space Initiative gecreëerd, allemaal onder een eigen naam, specifiek aangepast aan hun eigen groep. Dit is een fantastische basis om mee te beginnen, want elk ondersteuningssysteem moet van binnenuit komen. Deze dingen kunnen niet van bovenaf worden opgelegd. Veel mensen gebruiken het in een heel specifieke context. Sommige groepen hebben bijvoorbeeld eens per maand een bijeenkomst over hoe het gaat in hun groep, in de vorm van een pizza-avond. Sommige groepen hebben een specifieke persoon in de groep naar wie je toe kunt gaan om te praten over dit soort dingen. Hetzelfde probleem kan op zoveel verschillende manieren worden aangepakt. En dit kader biedt mensen de mogelijkheid om na te denken: oké, hoe gaan we dit oplossen, hoe creëren we zoiets voor onszelf? Een wondermiddel bestaat niet. Uiteindelijk zorgen al deze kleine grassrootsinitiatieven ervoor dat dingen voor elkaar komen.’
Welke rol spelen culturele verschillen als je het hebt over een ‘safe space’?
‘Cultuur is een heel belangrijke factor. Als mensen het ergens met elkaar over hebben in Nederland of elders in Europa, is dat niet hetzelfde als wat iemand uit een ander werelddeel er van zou vinden. Dit soort dingen kunnen een belemmering zijn voor beide groepen mensen. Het hele idee is om die belemmeringen in elk geval voor een deel weg te nemen.’
Wageningen is erg geïnteresseerd in het maken van diversiteitsfoto’s. Als mensen van vijf verschillende nationaliteiten lekker in het zonnetje zitten, maken ze heel graag foto’s waarop hun diversiteit te zien is en posten ze die op allerlei plekken. Maar diversiteitsfoto’s zijn bij lange na niet genoeg voor integratie. Omdat Wageningen zo internationaal is, is de verantwoordelijkheid ook enorm. En daar komt deze laagdrempelige probleemondersteuning om de hoek kijken. Want voor de hoogdrempelige problemen bestaan al oplossingen.’
Kun je enkele voorbeelden geven van de culturele verschillen en de belemmeringen die daarbij komen kijken?
‘Bijvoorbeeld hiërarchie op de werkplek, het aanspreken van je hoogleraar of de directe leidinggevenden op de werkplek. Veel van mijn vrienden uit Azië en andere delen van de wereld zijn opgegroeid in een erg hiërarchische omgeving. Het zit in hun cultuur dat je uit respect niet rechtstreeks ingaat tegen wat je direct leidinggevende zegt. Gewoon zeggen dat dat hier gerust mag, helpt helemaal niet. Het werkt niet omdat dat hun cultuur is, zo zijn ze grootgebracht.’
‘Nederland is in veel opzichten heel gesloten. Je hebt vriendengroepen van Nederlanders en dan heb je nog de vriendengroepen van de 'rest van de wereld'. Vanwege cultuurverschillen. Het is dus ook een kwestie van hoe creëren we meer geïntegreerde plekken, hoe openen we ‘pijplijnen’. Er zijn veel mensen die werken aan het creëren van deze pijplijnen, en dat vind ik geweldig. Wat één vakgroep erg hielp, was simpelweg vaak een potluck organiseren. Iedereen brengt eten mee van verschillende plekken. Echt heel simpel, maar het biedt de gelegenheid om je wat meer open te stellen als je je collega’s beter kent.’
De visie van WUR is dat het niet uitmaakt van wie je houdt, welke taal je spreekt, waar je geboren bent of wat je gelooft. Toch was het volgens jou nodig om dit initiatief te starten. Dus blijkbaar kan Wageningen nog veel meer doen om integratie en diversiteit te bevorderen.
‘Wageningen heeft veel goeds gedaan door mensen hierheen te halen en slimme mensen uit zoveel delen van de wereld aan te trekken. Maar dan zitten er mensen uit 110 landen op één plek, wat betekent dat er 110 eilandjes zijn die geïntegreerd zijn met 15 of 16 bruggen. Maar er zijn natuurlijk veel meer ondersteuningssystemen nodig. Hoe helpen we mensen om zich veilig en ondersteund te voelen. Ik denk dat er op dat gebied nog veel winst te behalen is. Bijvoorbeeld met programma's zoals DARE[1], maar dat is er niet meer. Er komen veel nieuwe programma's voor diversiteit en meer inclusieve stappen die gezet kunnen worden. Maar het meeste daarvan komt van bovenaf. Vanuit het oogpunt van promovendi is steun binnen de onderzoeksgroepen net zo essentieel als steun van bovenaf.’