Met Nederlandse kennis betere aardappelteelt in Indonesië
Hoe laat je zien dat Nederlands aardappelpootgoed de besmetting van de grond met aaltjes omlaag brengt? Door pootgoed én kennis te exporteren. Dat is de kern van de aanpak van Praktijkonderzoek Plant & Omgeving in Indonesië.
In Indonesië leefde het idee dat Nederlands pootgoed ziektes heeft veroorzaakt in de lokale aardappelteelt. Daarom wilden de Indonesiërs liever geen pootgoed uit Nederland meer importeren. Zonde, vond de Nederlandse landbouwraad in Jakarta, want Nederlandse bedrijven kunnen juist rassen leveren die bijvoorbeeld de besmetting met de aaltjes verminderen.
Problemen inventariseren
De landbouwraad schakelde onderzoekers van PPO in. Die analyseerden waar de aardappelteelt in Indonesië last van had en inventariseerden de oplossingen. Tegelijk keken ze of er mogelijkheden waren voor het Nederlands bedrijfsleven om bij te dragen aan die oplossingen.
Hieruit kwam naar voren dat veel grond in Indonesië besmet is met de aaltjes die aardappelmoeheid veroorzaken. Die besmetting is te verminderen door resistente rassen te telen, maar Indonesiërs hebben die zelf niet. Daarvoor kunnen ze bij Nederlandse aardappelhandelshuizen terecht.
Levering Nederlandse rassen
PPO stelde dan ook voor om een pilot te starten om te laten zien dat die Nederlandse rassen inderdaad de besmetting terugdringen. Het is nu aan de bedrijven om hier mee verder te gaan.