Blog
Rendement op arbeid: een middel om de weg naar een leefbaar inkomen voor kleine koffieboeren te versnellen
Veel stakeholders hebben de ambitie om armoede onder kleine grondstofboeren te verminderen en ervoor te zorgen dat deze huishoudens een leefbaar of welvarend inkomen verdienen. Het concept van een leefbaar inkomen, wat betekent dat huishoudens genoeg verdienen om zich een fatsoenlijke levensstandaard te kunnen veroorloven, heeft het afgelopen decennium aan populariteit gewonnen bij bedrijven, NGO's en overheden, waaronder de EU, de Nederlandse, Duitse, Belgische en Luxemburgse overheid.
In verschillende sectoren, waaronder de koffiesector, hebben stakeholders ambities en doelen vastgesteld voor kleine boerengezinnen om een inkomen te verwerven waarmee ze kunnen leven, wat een mijlpaal is op weg naar een welvarend inkomen. Dit heeft geleid tot de innovatie van benaderingswijze om de verschillen in leefbaar inkomen te verkleinen of te dichten ten opzichte van de meer traditionele benaderingen van boerentraining en het leveren van middelen, zoals het betalen van contante overdrachten aan huishoudens op grote schaal, het betalen van een referentieprijs voor leefbaar inkomen of een werkelijke prijs, en het implementeren van landschapsbenaderingen waarin ook aandacht wordt besteed aan inkomstendiversificatie. Dergelijke nieuwe benaderingswijze zijn nodig omdat een groot deel van de huishoudens van kleine koffieboeren, en de arbeiders die ze in dienst hebben, arm blijft en velen minder verdienen dan de extreme armoedegrens van de Wereldbank.
Ook al rijzen de prijzen op de koffie- en cacao termijnmarkt de pan uit, waardoor het inkomen van boerenhuishoudens waarschijnlijk zal stijgen, toch moeten de onderliggende oorzaken van armoede worden aangepakt zodat zij en de sector op lange termijn veerkrachtig blijven
Op dit moment rijzen de prijzen op de termijnmarkt voor koffie de pan uit, met prijzen voor arabica die sinds september 2023 in waarde zijn verdubbeld en een vergelijkbare trend voor robusta. Zulke hoge prijzen op de termijnmarkt verhogen waarschijnlijk de boer-af prijzen van koffie en daarmee het inkomen van boerenhuishoudens. Dit is een goede ontwikkeling voor deze huishoudens, aangezien de meeste koffieboeren veel minder verdienen dan een leefbaar inkomen; elke inkomensstijging is betekenisvol voor hen. Ondanks deze hogere prijzen moeten veel van de onderliggende oorzaken van armoede nog steeds worden aangepakt om de veerkracht van koffieboerenhuishoudens en de koffiesector op de lange termijn te vergroten. Dit houdt ook in dat er manieren moeten worden gevonden om te voorkomen dat de marktprijs opnieuw sterk daalt, zoals in het verleden is gebeurd. Vergelijkbare trends worden waargenomen in de cacaosector.
Er is meer nodig, naast de huidige hoge termijnmarktprijzen, om kleine boeren uit de armoede te halen
Zelfs met de huidige hoge termijnprijzen en dus waarschijnlijk ook hogere boer-af prijzen verdienen veel huishoudens geen leefbaar inkomen, en zijn ze niet welvarend. Er blijft dus steun nodig om zowel het koffie-inkomen als inkomen uit andere bronnen te verhogen.
Het is belangrijk om rekening te houden met het rendement op arbeid en de vraag naar arbeid bij het ontwerpen van interventies die voor een leefbaar inkomen voor boerenhuishoudens in commoditysectoren moeten zorgen
Verschillende belanghebbenden hebben mijlpalen vastgesteld voor boerenhuishoudens om een leefbaar inkomen te bereiken, of meer dan dat. Zij ontwikkelen innovaties om de opbrengst en kwaliteit te verhogen, de implementatie van klimaatslimme productiemethoden en agroforestry te ondersteunen, en het inkomen te verhogen. Twee aspecten van landbouw en economische ontwikkeling worden echter vaak vergeten in discussies over hoe boerengezinnen ondersteund kunnen worden: 1) wat het rendement op arbeid is per dag dat gewerkt wordt voor verschillende activiteiten, en hoe dit rendement zich verhoudt tot de benchmark voor het “leefbaar inkomen per werkdag”, en 2) waar landbouwhuishoudens de tijd, die volwassenen beschikbaar hebben voor werk, aan besteden en de vraag naar arbeid, ook buiten de landbouw. Dit terwijl hogere investeringen in de tijd die besteed wordt aan de productie en in inputs, en mogelijkheden om een inkomen te verdienen buiten de primaire landbouw geassocieerd worden met hogere inkomens.
Nieuwe benchmark: de benchmark voor het leefbaar inkomen per werkdag
Deze benchmark wordt berekend door de huishoudspecifieke jaarlijkse leefbaar inkomen-benchmark te delen door het totale aantal werkdagen dat volwassenen in een huishouden in dat jaar beschikbaar hebben om te werken. Huishoudens verdienen dus een leefbaar inkomen als: i) hun dagelijkse netto-inkomen per werkdag gelijk is aan of meer bedraagt dan deze benchmark voor het leefbaar inkomen per werkdag, en ii) als ze alle dagen werken die ze in dat jaar voor werk beschikbaar hebben.
Enorme inkomensverschillen tussen koffieboeren binnen en tussen Kenia en Vietnam
Nieuwe analyses op basis van twee bestaande datasets laten zien dat koffieproducerende huishoudens in Vietnam een veel beter inkomen hebben dan huishoudens in Kenia in het koffieseizoen 2020 en 2020/202. Bijvoorbeeld als het gaat om het deel van de huishoudens dat een leefbaar inkomen verdient (45% in Vietnam en 9% in Kenia). Factoren die dit verschil verklaren zijn dat de bedrijfsgrootte in Vietnam klein is, maar veel groter dan in Kenia (1,1 ha vergeleken met 0,7ha) en dat de koffieopbrengst ook veel hoger is (2.200 GBE per hectare vergeleken met 500 in Kenia).
De prijs die huishoudens ontvingen voor hun koffie was vrijwel hetzelfde, ondanks verschillen in koffiesoort (Robusta in Vietnam en Arabica in Kenia). Per hectare waren de productiekosten vergelijkbaar, maar door het hogere bruto-inkomen uit koffie was de winstgevendheid van koffie in Vietnam veel hoger dan in Kenia. In beide landen besteedden boerenhuishoudens relatief weinig tijd aan de koffieproductie (34% in Vietnam en 22% in Kenia) in vergelijking met hun inkomensaandeel uit koffieproductie (86% en 46%). Dit terwijl de arbeidsinvesteringen gecorreleerd zijn met het inkomen en de opbrengsten per hectare laag zijn in Kenia.
Relatief hoge inkomens en opbrengsten van huishoudelijke arbeid zijn mogelijk - we moeten leren van de best presterende huishoudens en van de uitdagingen voor andere huishoudens om hun inkomen aanzienlijk te verhogen.
Een kleine groep huishoudens (10-20%) presteert goed, terwijl de meerderheid in Kenia zeer weinig produceert en lage inkomens heeft. En Vietnamese huishoudens presteren veel beter dan Keniaanse huishoudens. Daarom concluderen we dat het belangrijk is om te leren van beide groepen toppresteerders en van de uitdagingen waarmee huishoudens die veel minder dan een leefbaar inkomen verdienen worden geconfronteerd, als inspiratie voor het ontwikkelen van effectieve interventies.
De mogelijkheid en noodzaak om het rendement van arbeid te verhogen en verborgen werkloosheid in koffieproductiegebieden aan te pakken in beleid en interventies
Er is een grote variatie in het rendement van huishoudelijke arbeid voor de koffieproductie; de best presterende Keniaanse boeren verdienen bijna hetzelfde per dag als de best presterende Vietnamese huishoudens, hoewel de Vietnamezen gemiddeld veel beter presteren. Dit betekent dat er nog veel ruimte is voor verbetering, vooral in Kenia. Huishoudens die met koffie niet voldoen aan de drempel van de levensstandaard per werkdag (ongeveer 11-12 USD/dag) verdienen minder dan een derde van wat per dag nodig is. 89% en 23% van de huishoudens in Vietnam en Kenia voldoen aan de drempel voor het leefbaar inkomen per werkdag. Bovendien besteden huishoudens in beide landen een klein deel van de tijd die volwassen leden van het huishouden beschikbaar hebben voor werk aan activiteiten om koffie te produceren.
Uit onze analyses leiden we af dat veel arme boeren moeite hebben om zinvolle inkomensmogelijkheden te vinden buiten de koffieproductie en dat verborgen werkloosheid een belangrijke uitdaging lijkt voor deze rurale huishoudens. Boeren andere economische mogelijkheden bieden, die even goed of beter renderen dan koffie, is essentieel op weg naar een leefbaar inkomen.
De waarde van het concept “rendement op arbeid”
Het concept “rendement op arbeid” gedaan door volwassenen in een huishouden en arbeiders is een nuttige aanvulling op analyses en discussies over leefbare inkomens, omdat het inzichten genereert over arbeidsproductiviteit en -allocatie, waaronder verborgen werkloosheid. Dergelijke inzichten kunnen worden gebruikt voor het ontwerpen van effectief beleid en interventies. Op deze manier kan beter rekening worden gehouden met de realiteit van de landbouw en de huishoudens om de kloof tussen het rendement op arbeid en wat een huishouden per dag moet verdienen voor een leefbaar inkomen te dichten.
De noodzaak om te bespreken en te beoordelen wat het 'eerlijke aandeel' van bedrijven en regeringen is in het dichten van de verschillen in leefbaar inkomen tussen verschillende soorten landbouwhuishoudens
Op dit moment bestaan er twee methodologieën voor het vaststellen van de af-boerderij prijzen die betaald zouden moeten worden, zodat bedrijven en andere belanghebbenden, zoals regeringen, hun 'eerlijke deel' kunnen bijdragen aan het verkleinen en dichten van het gat tussen huidige inkomsten en een leefbaar inkomen: de leefbaar inkomen referentieprijs, ontwikkeld door Fair Trade, en de True Price Living Income Module. Het gebruik van dergelijke methodologieën voor het bepalen van de rol van verschillende partijen bij het dichten van het inkomenskloof is vooral belangrijk geworden in het licht van de nieuwe Corporate Sustainability Due Diligence-richtlijn van de EU.
De toepassing van deze methodologieën laat zien dat er een enorme stijging van de af-boerderij prijs nodig is. Als we de True Farmgate Price berekenen op basis van de Living Income Module voor Kenia, is de theoretische af-boerderij prijs 6 keer hoger dan de af-boerderij prijs in het jaar van onze studie (2020) en ongeveer 2,2 keer de af-boerderij prijs van begin 2024 van USD 3,64/kg. Als de True Price op basis van de Living Income Module wordt betaald, zou 96% van de Keniaanse huishoudens in onze steekproef met koffie voldoen aan de maatstaf voor het leefbaar inkomen per werkdag, en zou 53% een leefbaar inkomen verdienen. Dus zelfs met zulke hoge af-boerderij prijzen zouden nog steeds niet alle huishoudens een leefbaar inkomen verdienen. Daarom is het nog steeds belangrijk om te werken aan landbouwefficiëntie en inkomensmogelijkheden om boeren te blijven ondersteunen zodat ze meer kunnen verdienen.
Hoge af-boerderij prijzen zorgen er niet voor dat alle huishoudens een leefbaar inkomen verdienen; streefcijfers voor een leefbaar inkomen kunnen leiden tot uitsluiting van de armste huishoudens
Als dergelijke hoge af-boerderij prijzen op grote schaal zouden worden betaald, zouden de totale inkoopkosten met een factor 6 toenemen, terwijl bijna de helft van de huishoudens nog steeds geen leefbaar inkomen zou hebben. De vraag is daarom hoe de middelen beschikbaar kunnen komen om zulke hoge prijzen op grote schaal te betalen, en ook hoe verschillende actoren, zoals bijvoorbeeld overheden, kunnen bijdragen aan het dichten van de inkomenskloof. Deze discussie over een ‘eerlijk aandeel’ met betrekking to de bijdrage van verschillende stakeholders is ook belangrijk voor discussies in de sectoren. Vooral over hoe uitsluiting van de armste huishoudens uit de toeleveringsketens kan worden voorkomen wanneer inadequate bedrijfs- of multistakeholder-doelen worden gesteld voor een bepaald deel van de huishoudens om in de nabije toekomst een leefbaar inkomen te verdienen.
Het risico bestaat dat de armsten worden uitgesloten als bedrijven wordt gevraagd ervoor te zorgen dat de koffie die zij inkopen afkomstig is van huishoudens die een leefbaar inkomen verdienen. Uit onze gegevens blijkt dat koffieproducerende huishoudens die een leefbaar inkomen verdienen (per werkdag) veel grotere volumes produceren dan de huishoudens die dat niet doen; een trend die we zowel binnen als tussen producerende landen kunnen waarnemen. Het inkopen van “leefbaar inkomen koffie” lijkt dan ook minder een commercieel (lees volume), maar meer een ethisch probleem voor de koffiesector. Zowel private als publieke actoren zullen opnieuw moeten nadenken over hoe ze deze meest kwetsbare boerengezinnen met een 'laag volume' kunnen ondersteunen.