Sociale innovatie helpt landschapsbeheer
Overheidsbeleid zit vaak dwars bij pogingen van bedrijven, boeren en bewoners om landschappen te beheren. Sociale innovatie kan verandering van onderaf mogelijk maken, ontdekte CDI-onderzoeker Cora van Oosten die een methode hiervoor ontwikkelde in Rwanda en Indonesië.
Er is steeds meer interesse bij bedrijven, bewoners en boeren om samen te werken in een gebied, om de functies en diensten van die streek op elkaar af te stemmen en de uniekheid van het landschap te gebruiken. Bijvoorbeeld met streekgebonden producten. Deze aanpak wordt de landschapsbenadering genoemd.
Het overheidsbeleid zit daarbij vaak dwars, omdat het beleid niet gericht is op de noden van het specifieke landschap, maar gebaseerd is op algemene regels. In Rwanda wil de overheid bijvoorbeeld land herbebossen. Bos moet er bos zijn, en gebieden voor de landbouw moeten voor landbouw gebruikt worden. Iets er tussenin, zoals bomen tussen de akkers, mag niet volgens de regels.
Oogje dicht
In een kort onderzoek ontdekte Cora van Oosten dat de regels toch aangepast konden worden. Het begon met een boer die de regels van de overheid aan zijn laars lapte, en bomen plantte tussen zijn cassave planten. De toezichthouder kneep een oogje dicht. De beleidsmaker die er een rapport over las, wist dat het illegaal is, maar vond het toch niet zo’n slecht idee. En paste de regels aan.
Zo ontstond er nieuw beleid dat beter past bij de werkelijkheid, door verandering van onderop, zegt Van Oosten. ‘Het is een voorbeeld van wat ik sociaal-ruimtelijke innovatie noem.’ Er kwamen meer van dergelijke voorbeelden naar boven in een workshop die CDI organiseerde met de Rwandese overheid en mensen van de Wereldvoedselorganisatie FAO, in het kader van haar onderzoek naar sociale innovatie en landschapsbeheer.
Palmolie
Sociale innovatie in de landschapsbenadering gaat ook om het tot stand brengen van nieuwe samenwerking, zegt Van Oosten. Zoals in Indonesië. Daar maakte een palmolie bedrijf in West Kalimantan samen met bewoners en kleinschalige boeren een nieuw bedrijfsplan. Dat experiment bracht Van Oosten in kaart. ‘Het was heel innovatief. Het bedrijf legt corridors aan in de palmolie plantage, stroken land waar het bos behouden blijft. Dat vergroot de biodiversiteit. Het bedrijf werkt samen met bewoners en kleine boeren om duurzame palmolie te produceren.’ Die wordt verkocht als palmolie met een keurmerk, en heeft dus meer waarde. Maar ook hier zat het Indonesische overheidsbeleid in de weg. Volgens dat beleid moet namelijk land dat bestemd is voor palmolie, ook daadwerkelijk beplant worden met oliepalmen, om speculatie tegen te gaan. ‘De sociale innovatie van de nieuwe samenwerking tussen het palmoliebedrijf en de boeren, vraagt om verandering bij de overheid’, concludeert Van Oosten.
Vaardigheden
De landschapsbenadering is veelbelovend, denkt Van Oosten, omdat het een slimme manier kan zijn om belangen van verschillende gebruikers af te stemmen, passend bij het unieke landschap. Maar om de soms ingewikkelde samenwerking tot een goed einde te brengen, hebben de mensen die dat doen wel speciale vaardigheden nodig. Van Oosten ontwikkelde een methode om vaardigheden voor landschapsbeheer (landscape governance capabilities) te vergroten. Partijen komen bij elkaar en vergroten hun ruimtelijk inzicht en het begrip voor elkaars belangen. Daarna werken ze samen aan een ruimtelijk plan voor het gebied, en de uitvoering daarvan. Overheden en ngo’s gebruiken deze methode inmiddels wereldwijd in allerlei situaties en contexten, en leidt tot aantoonbaar positieve resultaten. ‘We helpen op deze manier landschappen beheren, besturen en herstellen op een economisch vatbare en sociaal acceptabele manier.’