Voedselzekerheid is méér dan landbouw en voedsel
Prof. Dr. Ruerd Ruben is sinds kort programmamanager bij het LEI met het thema voedselzekerheid onder zijn hoede. Tegen de achtergrond van Wereldvoedseldag laat hij zijn licht schijnen over dit onderwerp en het onderzoek ernaar.
Waar gaat voedselzekerheid in de kern over?
In mijn visie rust het thema voedselzekerheid op drie pijlers. Om te beginnen gaat het om de nutritionele waarde van voeding. Gezondheid is hier het kernwoord, en verrijking van voedsel door (micro)nutriënten aan levensmiddelen toe te voegen, is een belangrijk aspect in dit verband.
Ten tweede gaat het om geproduceerd voedsel zo efficiënt mogelijk naar de monden en magen van mensen te krijgen met zo weinig mogelijke uitputting van de natuurlijke hulpbronnen. Dit maakt voedselzekerheid een vraagstuk van ketenorganisatie. Opvallend is dat het nogal eens voorkomt dat in het begin van de keten, bij de primaire productie, progressie wordt geboekt in toename van de productiviteit en de verbetering van de kwaliteit van producten maar dat deze verderop in de keten weer teniet worden gedaan.
Ten derde gaat het om prikkels om gedrag te beïnvloeden ten gunste van de beschikbaarheid van kwalitatief goed voedsel en ten gunste van meer bewuste en minder verspillende consumptie. Deze gedragskant maakt voedselzekerheid in het bijzonder ook een sociaaleconomisch vraagstuk.
Een grote uitdaging in mijn ogen is vooral de nutritionele pijler er meer bij te betrekken. Tussen de keten- en gedragsonderdelen bestaat al de nodige synthese, terwijl de integratie met het gezondheidsaspect nog minder sterk is. Overigens zie je dit niet alleen in onderzoek maar staan ook beleidsmatig in veel landen schotten tussen het departement waar landbouw en voedsel zijn ondergebracht en het ministerie van gezondheid.
Op welke wijze moeten we mondiale voedselzekerheid benaderen?
Mijn zoekrichting volgt eigenlijk altijd de Tinbergenregel die stelt dat elk doel zijn eigen instrument behoeft. Dit betekent dat je niet moet proberen twee vliegen in een klap te slaan. Dat werkt eigenlijk nooit. De consequentie van deze zoekrichting - die in de kern gaat over de vraag: wat werkt? - is bovendien dat het primair gaat om het vinden van de beperkende factor. Kennis over wat wel of geen impact heeft en waarom, is wat mij betreft de crux van het LEI-onderzoek op het domein van voedselzekerheid. Onderbouwde antwoorden op deze onderzoeksvragen vormen de basis van de aanbevelingen die we doen over welke knoppen welke richting gedraaid moeten worden; over welke prikkels helpen en welke belemmeren.
We moeten hier breed zoeken en niet te smal kijken. Dit brengt mij direct bij het tweede hoofdkenmerk van mijn benaderingswijze: hanteer een ruim perspectief dat ook buiten de landbouw durft te kijken. Ik geloof er niet in dat de oplossing van een probleem altijd in hetzelfde domein ligt. Ik zie legio voorbeelden hiervan. Ondervoeding van kinderen in India blijkt niet primair een kwestie van weinig eten maar van onhygiënische latrines. Kinderen krijgen diarree hierdoor. Het euvel zit niet in het eten maar in de slechte opname van eten door het lichaam vanwege de diarree. Ander voorbeeld: verbetering van de voedselvoorziening in Ethiopië is vooral een kwestie van betere infrastructuur. Wegen zijn dus het probleem. De oplossingsrichting voor betere voedselzekerheid ligt dus niet altijd en alleen op het domein van landbouw en voedsel. Interventies en investeringen in andere zaken zijn vaak belangrijk. Voorbij je eigen expertise kijken is nodig voor het kunnen zien van zulke uitkomsten. Systeemkennis, noem ik dit. Deze kennis is essentieel voor het onderzoek naar voedselzekerheid omdat dit thema méér is dan landbouw en voedsel.
Is het terecht dat het belang van voedselzekerheid wordt benadrukt met het noemen van de groeiende wereldbevolking van 7 miljard mensen nu naar 9 miljard mensen in 2050?
Het doemdenken over het stijgende aantal mensen dat de wereld gaat bevolken en de voedselzekerheid verder in gevaar brengt, slaat de plank mis. De toename van de wereldbevolking is geen exogene factor maar een endogene. Juist in landen waar de voedselzekerheid klein is, is de toename van het aantal mensen groot. Betere voedselvoorziening werpt een buffer op tegen voortgaande bevolkingsgroei.
Waarom is voedselzekerheid voor de Westerse wereld eigenlijk belangrijk?
Hoewel wij hier leven in de zekerheid van voedsel, heeft het toch met ons te maken. Ik noem een paar punten. Voedseltekorten dragen bij aan migratiestromen. Grotere voedselzekerheid verkleint de kans dat mensen op drift raken. Een ander effect van voedselschaarste is dat deze belemmert dat zich een gezondere wereldbevolking aan de onderkant van de markt ontwikkelt. Los van de instabiliteit die dit veroorzaakt betekent het ook dat groeimarkten zich slechter ontplooien. En die creatie van koopkracht in lagere marktregionen is ook nodig voor bijvoorbeeld levensmiddelenfabrikanten. De groei zit immers niet in het aantal klanten in welvarende landen waar de bevolking stabiliseert of krimpt en de voedingsmarkt in hoge mate verzadigd is.
Welke accenten wil je leggen in het LEI-onderzoek op het thema voedselzekerheid?
Ik ga proberen de grote hoeveelheid aanwezige deelkennis die in het instituut en binnen Wageningen UR aanwezig is tot nog grotere gehelen te componeren. Die deskundigheid wil ik van binnen naar buiten brengen. Andersom wil ik in samenleving en politiek levende interesses en kennisbehoeften van buiten naar binnen halen. Dit is de interface waarop ik me wil manifesteren. Verder wil ik benadrukken dat landbouw al langere tijd niet de enige drijvende kracht achter de economie is, maar dat de economische strategie van landen door andere krachten en machten wordt gedicteerd. Om impact te hebben moeten we waarschijnlijk eerder bij spelers uit de financiële wereld aan tafel zitten dan bij actoren in de landbouwwereld.