Blogpost

Bedrijfsspecifieke reacties op energiebeleid in de Nederlandse tuinbouw

article_published_on_label
4 maart 2021

Vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen en van de uitstoot van broeikasgassen is een centraal thema in het lopende beleidsdebat. Het nieuwe klimaat- en energiebeleid zal dan ook onherroepelijk van invloed zijn op de productiestructuur in de landbouwsector en mogelijk ook op het inkomen van primaire producenten. Beleidsmakers hebben de beschikking over verschillende instrumenten, zoals belastingheffing of de invoering van emissierechten, om te zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen niet langer wordt gezien als extern effect, maar onderdeel wordt van de interne besluitvormingsprocessen van (agrarische) bedrijven. Bedrijven dwingen om emissies een groter gewicht dan nul toe te kennen wordt vaak gezien als de eerste stap in het terugdringen van emissies.

In de specifieke context van de Nederlandse tuinbouw zijn beleidsvoorstellen gericht op het beperken van het aardgasverbruik. Dat is vooral hoog door de energie-intensieve productiemethodes. Er is namelijk vaak aardgas nodig voor de verwarming van kassen om groenten en fruit te telen die anders alleen zouden groeien in een warmer klimaat. Om het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te stimuleren, zoals aardwarmte of restwarmte, wordt overwogen om belasting te heffen op het gebruik van aardgas.

Duurzamere productie

De afgelopen tientallen jaren heeft de Nederlandse tuinbouw al flinke stappen gezet in de richting van een duurzamere productie. Veel bedrijven hebben geïnvesteerd in energiebesparende technologie, zoals warmteopslag, warmtekrachtkoppeling en energieschermen. Aan de andere kant maken steeds meer bedrijven gebruik van assimilatieverlichting om het teeltseizoen van de planten te verlengen, waardoor het energieverbruik toeneemt. Deze heterogene productietechnologieën gaan samen met grote verschillen tussen de productiestructuur van bedrijven. Met deze onderliggende heterogeniteit valt te verwachten dat bedrijven verschillend reageren op veranderingen in het institutionele kader, zoals een strenger klimaatbeleid.

Bij veel onderzoek naar het effect van klimaatbeleid op inkomsten in de landbouwsector wordt gekeken op geaggregeerd niveau. Er is nog weinig onderzoek waarin het heterogene effect van deze beleidsmaatregelen wordt geanalyseerd op uitgesplitst niveau of bij verschillende soorten bedrijven. Bovendien wordt in paneldatamodellen voor agrarische productie vaak geen rekening gehouden met mogelijke (niet waargenomen) heterogene reacties op beleids- en prijsveranderingen. Bij de meeste van deze modellen wordt er impliciet vanuit gegaan dat primaire producenten op dezelfde manier reageren op economische prikkels, waarbij het effect van bijvoorbeeld nettoprijzen meestal wordt gespecificeerd als een vaste hellingcoëfficiënt die voor alle bedrijven hetzelfde is.

Paprika's, komkommers en tomaten

Om rekening te houden met mogelijke bedrijfsspecifieke reacties op deze beleidswijzigingen passen we een bayesiaans model met random coëfficiënten toe, waarbij een inschatting kan worden gemaakt van bedrijfsspecifieke prijscoëfficiënten. Dit betekent dat bedrijven volgens ons model individueel kunnen reageren op veranderingen in de relatieve prijs van (energie)inputs als gevolg van bijvoorbeeld belastingheffing. Er is een grote variatie tussen bedrijven in waarneembare, en vaak ook niet-waarneembare aspecten, zoals productiesystemen, energiecontracten en managementcapaciteiten. Als gevolg daarvan zal een bepaald belastingniveau voor sommige bedrijven voldoende zijn om hun productiemethodes te wijzigen, terwijl dit niet per se zo is voor alle bedrijven.

Dit impliceert dat beleidsmaatregelen gericht op het verhogen of verlagen van bepaalde inputprijzen leiden tot verschillende reacties op bedrijfsniveau.

De empirische analyse in de paper is gebaseerd op gegevens op bedrijfsniveau uit de Analysis Tool Rabobank (ATR). De steekproef bevat in totaal meer dan 1700 waarnemingen voor gespecialiseerde paprika-, komkommer- en tomatenteeltbedrijven, met informatie over het jaarlijkse gas- en elektriciteitsverbruik per bedrijf en diverse bedrijfskenmerken zoals grootte, organisatiestructuur en het gebruik van energiesystemen. Wat betreft de representativiteit van onze steekproef is het belangrijk op te merken dat de Rabobank de grootste bank is die in Nederland actief is als kredietverlener voor de agrarische sector. De ATR-steekproef bevat meer dan 40 procent van alle bedrijven in de tuinbouwsector en ongeveer 60 procent van het totale areaal.

Bedrijfsspecifiek model

Uit onze resultaten blijkt dat het bedrijfsspecifieke model een beter passend model geeft dan een model met een meer standaard pool. Bovendien hebben we vastgesteld dat grotere bedrijven, gemiddeld gezien, in verhouding minder aardgas nodig hebben voor hun productie. Wat betreft de spreiding van de coëfficiënten bleek uit ons onderzoek dat de meeste bedrijven in de buurt zitten van de gemiddelde elasticiteitswaarde. Een beperkt aantal bedrijven heeft echter elasticiteiten in de staart van de verdeling. Dit betekent dat deze bedrijven sterker reageren (bedrijven met een grote negatieve elasticiteit) of juist minder sterk reageren (bedrijven met elasticiteiten dicht bij nul) op veranderingen van de energieprijzen. Deze verschillen in prijsgevoeligheid van bedrijven zijn wellicht toe te schrijven aan bijvoorbeeld verschillen in energiecontracten en in productiestructuur.

Dit impliceert dat beleidsmaatregelen gericht op het verhogen of verlagen van bepaalde inputprijzen leiden tot verschillende reacties op bedrijfsniveau. In tegenstelling tot eerder onderzoek naar het inkomenseffect van beleidsinterventies, waarbij met name werd gekeken naar geaggregeerde effecten maakt gebruik van random coëfficiënten expliciet bedrijfsspecifieke reacties op beleidsinterventies mogelijk. Dit is uitermate belangrijk nu er in veel moderne landbouwsectoren steeds meer sprake is van heterogene bedrijfsstructuur en productietechnologieën. Vanuit beleidsoogpunt is het ook zeer relevant om deze bedrijfsspecifieke reacties nauwkeurig in de gaten te houden.

Om specifieke beleidsdoelstellingen voor het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken, is het met name van belang om na te gaan hoe de grootste aardgasverbruikers reageren op bepaalde prijswijzigingen. Specifieke stimulansen voor de producenten met de grootste vraag naar aardgas zullen waarschijnlijk de grootste vermindering van het gasverbruik opleveren op geaggregeerd niveau.

Kortetermijneffecten

Een belangrijke beperking van onze analyse is de nadruk op kortetermijneffecten. Tuinbouwbedrijven moeten mogelijk een grote transitie en verandering in productiestructuur doorvoeren om over te stappen op alternatieve energiebronnen, en dat maakt het lastig om deze inkomenseffecten te voorspellen op basis van bestaande gegevens. Toch levert het in dit document toegepaste bayesiaanse model een nuttige bijdrage aan de empirische literatuur over de beoordeling van heterogene en uitgesplitste effecten van beleidsmaatregelen. Met name bij heterogene landbouwsectoren, waar duidelijke verschillen bestaan in bedrijfsstructuur en productietechnologieën, biedt het gebruik van een model met random coëfficiënten voor de inschatting van een stelsel van vraagvergelijkingen een nuttig kader voor het evalueren van heterogene bedrijfsspecifieke reacties op veranderingen in de relatieve inputprijzen.