Blogpost

BLOG - Level playing field of mijnenveld?

article_published_on_label
26 maart 2013

De chemische industrie heeft hoge en prijzenswaardige duurzaamheidsambities. Het zelfverklaarde doel is om in een paar jaar tijd twee keer zoveel toegevoegde waarde te realiseren met tweemaal zo weinig fossiele bijdragen. Per saldo verbruikt ze dan nog slechts een kwart van de olie per euro toegevoegde waarde. Toen ik hier voor het eerst van hoorde dacht ik: die lat ligt te hoog. In tweede instantie: maar het is wel nodig ook. En in derde instantie: hoe kan het LEI daarbij helpen?

Minder olie per euro, dat kan door de inzet van bio-energie en biogrondstoffen. Bioplastics zijn hot, zeker sinds Coca-Cola zijn PET-flesjes omtovert tot een ‘plant bottle’. Bioplastics zijn niet per se bio-afbreekbaar – zelfs liever niet als er cola inzit. Maar juist daarom zijn ze recyclebaar. En omdat ze uit suiker of zetmeel zijn gemaakt, zijn ze ‘hergroeibaar’.

De chemische industrie maakt het zichzelf niet makkelijk met deze hoge ambities. Ze komt hierdoor in een ander spel terecht waar zekerheden niet voor het oprapen liggen. Dit is een spel waar het LEI al van oudsher in meespeelt.

Om te beginnen zijn volumes en prijzen van suiker en andere biogrondstoffen volatiel en seizoensafhankelijk. De import van suikergebaseerde grondstoffen in de EU is gebonden aan importheffingen voor landbouwproducten. Een suikerfabriek staat een deel van het jaar stil; onbestaanbaar voor een chemiefabriek. Chemische bedrijven overwegen zelf te investeren in akkers vanwege inkoopzekerheid. Nieuwe grondstoffen bieden kansen, zoals de ontwikkeling van een chemie-biet in plaats van de (doorgefokte) suikerbiet.

Een deel van de grondstoffen voor bioplastics wordt bovendien bevochten op de voedings- en bio-energiemarkt. Daarbij is de positie van de bio-energie een doorn in het oog van de chemie, die geregeld vraagt om een ‘level playing field’. Bio-energie wordt – vanwege de klimaatdoelstellingen van de regering – gestimuleerd met subsidies en bijmengverplichtingen. Beide leiden tot hogere biedprijzen voor grondstoffen. De chemie heeft dergelijke voorrechten niet, tot haar eigen chagrijn.

Maar wil de chemie dergelijke voorrechten wel echt? De bio-energiewereld is geen stabiel voorland. We kennen de afschrikwekkende voorbeelden uit die wereld. We zien dat veel bio-energiebedrijven verlies maken zodra de subsidietermijn verloopt. Soms ook al eerder. Subsidies worden teruggedraaid bij te groot succes, zoals de ministeriële regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) –voorloper van de huidige Subsidieregeling Duurzame Energie SDE+- en de Duitse accijnsvrijstelling op biodiesel. En de bijmengplicht voor biobrandstof wordt al jaren telkens naar beneden bijgesteld, naar gelang het humeur van beleidsmakers, met overcapaciteit en wanhoop van producenten tot gevolg.

De chemie zoekt zekerheden over investeringstermijnen tot maar liefst 20 jaar. Het ‘level playing field’ dat men van de overheid vraagt zal een mijnenveld blijken. Los van de vraag of het de moeite loont om te gaan roeren in het achterliggende landbouw- en energiebeleid. De chemie probeert de spelregels te veranderen. Het lijkt mij veel effectiever de regels van het nieuwe speelveld van de biomassa grondstofmarkten te leren kennen. En daarop een nieuwe manier van werken te bouwen. Het LEI staat klaar om hierbij te assisteren met kennis van deze grondstoffenmarkten en decennia ervaring met de bijbehorende spelregels. De kansen zijn enorm. De noodzaak eveneens.