Blogpost

Prikkels om laaghangend fruit sneller te plukken

article_published_on_label
31 juli 2012

Laaghangend fruit kun je gemakkelijk plukken, tenminste, zo lijkt het. In overdrachtelijke zin geldt dit ook voor het terugdringen van mineralengehalten (stikstof en fosfaat) in mest. De geschiedenis van het mestbeleid leert echter dat zelfs voor laaghangend fruit prikkels nodig zijn.

Ik verbaas me er al langer over dat het zo lang duurt voordat de ondernemer kiest voor de simpele oplossing. Ook bij de laatste Evaluatie Meststoffenwet bleek dat er, vooral bij varkens en pluimvee, na 2005 in de mineralenuitscheiding per dier weinig is veranderd. Eén van de meest voor de hand liggende mogelijkheden, gebruik van mineralenarmer voer, wordt nog weinig benut. Hiervoor zijn andere grondstoffen nodig en dat kost geld en moeite, zowel voor de ondernemer als voor de voerleveranciers. Maar het is goedkoper dan mest afvoeren, dus al snel economisch interessant.

De geschiedenis leert dat vooral prikkels op het individuele ondernemersniveau werken. Het voormalige Minasstelsel, waarmee het mestbeleid werkte met verliesnormen, had die prikkel voor melkveehouders. Minder uitscheiding ‘onder de staart’ leidde direct tot minder mestafvoer. Op voorschrift van Brussel werd het Minasstelsel vervangen door het Gebruiksnormenstelsel. Dat haalde aanvankelijk de prikkel op het gebruik van mineralenarmer voer weg; uit gegevens van het Bedrijven-Informatienet (BIN) blijkt dat met de invoering van het Gebruiksnormenstelsel de met voer aangevoerde hoeveelheid stikstof en fosfaat voor melkvee weer steeg. Gelukkig was dit van tijdelijke aard. De bedrijfsspecifieke excretie bracht de prikkel voor melkveebedrijven weer terug.

Staatssecretaris Bleker heeft aangegeven dat hij het voerspoor wil benutten om een deel van het mestoverschot op te lossen. Dat gebeurt door een convenant met het landbouwbedrijfsleven en de veevoerindustrie. Pas als de ondernemer voor zichzelf een voordeel ziet, gaat hij het zoekproces naar minder mineralenuitscheiding in. Blijkbaar gebeurt dat te weinig. Onlangs hoorde ik van een ondernemer die aan vermindering van de mineralenuitscheiding per dier werkt, dat ook hij zich erover verbaast dat dit bij anderen zo weinig leeft.

Het LEI constateert in de cijfers van het BIN al jaren dat de verschillen tussen vergelijkbare bedrijven groot zijn. Dat geldt ook voor de uitscheiding van stikstof en fosfaat per dier. Er is dus ruimte voor verbetering, ook als je rekening houdt met risico’s die de ondernemer beleeft. Die vreest bijvoorbeeld dat een dier te weinig mineralen krijgt, wat de diergezondheid schaadt of de bedrijfsresultaten verslechtert. Toch zijn er ondernemers die met een lage mineralenuitscheiding per dier goede technische en economische resultaten halen. Het verlagen van de excretie bespaart hen heel wat mestafzet. En toch gebeurt het niet.

Mijn pleidooi is om de verschillen en goede resultaten zichtbaar en bespreekbaar te maken in groepen collega-boeren. Juist de aandacht voor verschillen tussen bedrijven is de eerste bewustwording en motivatie. Ze gaan elkaar bevragen: ‘Hoe doe je dat en wat zijn je ervaringen?’ Als het milieudoel bij en door ondernemers in een aansprekend bedrijfsdoel wordt vertaald en met indicatoren voor de dagelijkse praktijk stuurbaar en hanteerbaar wordt gemaakt, blijkt zelfs hoog hangend fruit te plukken.