Persbericht

Effectieve natuurbescherming vereist focus op soort en mens

article_published_on_label
7 april 2016

Het beschermen van het leefgebied van weidevogels als de grutto is een morele verplichting die een rijk land als Nederland op zich moet nemen. Vogels die hier al miljoenen jaren verblijven zullen anders het loodje leggen. En dat komt niet doordat de soort zich niet kan aanpassen. Een te snelle verandering naar een eenvormig landschap is een belangrijkere reden. En voor behoud is steun van natuurgebruikers onontbeerlijk. Die uitspraken doet prof. David Kleijn bij zijn inauguratie als hoogleraar Plantenecologie en natuurbeheer aan Wageningen University op 7 april.

Uit archeologische opgravingen is gebleken dat de kenmerkende Nederlandse weidevogel, de grutto, reeds de uitgestrekte laagvenen in onze streken bewoonde, toen de eerste mensen hier een bestaan opbouwden. Grote delen van het drassige land bestonden uit ondiepe laagten gevuld met water met lichte verhogingen van veen, zoals we nu nog aantreffen in Estland, waar de grutto in deze habitat broedt.

In ons land werden de veengebieden ontsloten en het veen afgegraven, zodat het oorspronkelijke landschap werd vervangen door bloemrijke weiden en hooilanden. De grutto wist zich aan deze nieuwe omgeving wonderwel aan te passen doordat hij kon profiteren van het hogere voedselaanbod. De laatste decennia echter gaan de veranderingen zo snel dat de vogel de landschapswijzigingen niet meer kan bijbenen. “De conclusie is dat niet de veranderingen zelf, maar het tempo waarop die zich voltrekken funest dreigen te worden voor onze nationale vogel’, aldus prof. Kleijn. Een soortgelijk lot bedreigt soorten als de Europese hamster, de inheemse rivierkreeft of de boshommel.

Soortbescherming

Nu bestaat er een groeiende oppositie tegen de visie van afzonderlijke soortbescherming, die zegt dat als de natuurbasis maar voldoende is en negatieve effecten, zoals versnippering of verstoring door verkeer, geminimaliseerd zijn, de natuur zelf de rest doet. Een beetje natuur op landbouwgrond, zoals met bloemen ingezaaide akkerranden, zou het ecosysteem van landbouwgrond versterken. “Ik denk niet dat dit werkt”, becommentarieert prof. Kleijn deze door de overheid financieel gesteunde maatregel. “In een dichtbevolkt land als Nederland gaat dat niet op, omdat de natuurlijke dynamiek aan banden is gelegd. De invloed van de grote rivieren is beperkt tot smalle bedijkte stroken. Maar van mogelijk groter belang is de neiging om overal, ook in natuurgebieden, hetzelfde landschap en dezelfde habitats te creëren. Daardoor krijgen we op alle plaatsen dezelfde soorten en verdwijnen de habitatspecifieke soorten van het toneel. Zonder focus krijgen we meer van hetzelfde terwijl rodelijstsoorten uitsterven.”

Het belang van een hoge biodiversiteit in Nederland is niet gering. Behalve de morele natuurwaarde is ook de economische waarde niet te onderschatten. Zo toonde prof. Kleijn met collega’s eerder aan dat er minimaal 785 soorten bijen zijn die gewassen bevruchten, zodat ze vrucht en zaad zetten. De wilde bijen dragen door het bevruchten van bloeiende gewassen voor ruim $3000 per hectare bij aan het inkomen van boeren en tuinders, zelfs iets meer dan tamme honingbijen.

Aanbevelingen voor soortbehoud

“De voorgenomen plannen voor de net ingevoerde nieuwe regeling agrarisch natuurbeheer waren prima,” looft prof. Kleijn het regeringsbeleid in zijn rede Conserving nature in a world of change. Het betekende onder andere concentratie op kansrijke gebieden en een verhoogd grondwaterpeil dat goed is voor weidevogels en uitvoering van beheer vooral in buffers rond natuurgebieden. “Maar in het proces van overdracht van natuurbeheer van de nationale overheid naar de provincies, zijn de ambities verwaterd. “Het lijkt me onwaarschijnlijk dat dit nieuwe beleid de biodiversiteit op het platteland zal behoeden voor verdere teruggang”.

“De natuur maakt het niet uit of soorten verdwijnen. Mensen wel. Daarom gaat natuurbehoud alleen mensen aan,” zegt prof. Kleijn. “En derhalve moeten de uitkomsten van ecologisch onderzoek mede gericht zijn op de diverse gebruikers van natuur: recreanten, boeren, beheerders. Want zonder hun steun is geen enkele ecologische oplossing effectief.”