Nieuws

Komen we nog uit het stikstofmoeras?

article_published_on_label
22 juni 2022

Terwijl minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof met een ‘keiharde boodschap’ komt over de stikstofemissies, keren steeds meer provinciebestuurders zich tegen de stikstofplannen van het kabinet. Opvallend dat zowel de minister als de critici voorsorteren op de uitkomsten, zonder dat de plannen zijn uitgewerkt op provinciaal niveau.

Ondertussen ligt het huidige provinciale stikstofbeleid onverminderd onder vuur, gelet op de vele rechtszaken die de provincies verliezen tegen natuuractiegroep MOB. De stikstofproblematiek lijkt steeds meer een bestuurlijk en juridisch moeras waarin geen voortgang mogelijk is. Zo worden de natuurdoelen niet gehaald en komt er geen perspectief voor boerenbedrijven, industrie en bouw.

Eerst scenario’s, dan keuzes maken

Hoe nu verder? We hopen dat Rijk en provincies samen het beleid verder gaan vormgeven. Wageningen University & Research vertaalt op dit moment de nationale doelen van het kabinet op het gebied van stikstof, klimaat en waterkwaliteit naar regionale opgaven voor landbouw en natuur. Aan de hand daarvan weten we straks bij benadering per gebied of en hoe de landbouw deze doelen kan halen.

Elk gebied is anders

Een integrale gebiedsgerichte aanpak is daarbij belangrijk, omdat de problematiek per gebied verschilt. Zo verwachten we dat de meeste klimaatwinst kan worden gehaald in het veenweidegebied, waar broeikasgassen vrijkomen uit de veengrond en methaan vrijkomt uit melkkoeien. We rekenen nu uit wat het verlagen van de methaanuitstoot van koeien door een combinatie van maatregelen op de boerderij bijdraagt aan de klimaatopgave, net als verhoging van het waterpeil in veenweidegebieden. Dat laatste betekent dat veel melkveehouders in veenweidegebied hun bedrijf moeten extensiveren, waardoor ze ook minder stikstof uitstoten.

Maar de meeste stikstofwinst is te halen bij intensieve veehouders op zandgrond in de buurt van een stikstofgevoelig natuurgebied. Hun grootste opgave is het verminderen van de ammoniakemissies. Ook hier helpt de afname van de veestapel om de opgave te realiseren, maar er zijn meer opties. Boeren kunnen de aanvoer van stikstof verlagen door minder voer of voer met een lager eiwitgehalte te kopen. En ze kunnen de mest in de stal sneller afvoeren en beter afdekken in de mestkelder, waardoor de emissies dalen.

Zo zijn er ook maatregelen om de waterkwaliteit in landelijk gebied te verbeteren. Boeren kunnen de nitraatuitspoeling naar het grondwater verminderen met de teelt van ‘vanggewassen’, de aanleg van bufferstroken en minder bemesting.

WUR rekent nu door met welke combinaties van maatregelen boeren de stikstof-, klimaat- en wateropgaven kunnen halen. Zo komen we op pakketten van maatregelen die de drie opgaven combineren.

Stikstof heide.jpg

Dilemma’s

Daarbij lopen we ook tegen dilemma’s aan. Zo kunnen melkveehouders de ammoniak- en methaanemissies fors verlagen door de koeien binnen te houden in dichte stallen met luchtbehandeling. Maar dan krijgen we een intensieve melkveehouderij, die niet bijdraagt aan de landschappelijke kwaliteit. Het alternatief is een melkveehouderij met open stallen en veel weidegang, waarbij technische maatregelen – minder krachtvoer, dichte mestopslag en methaan afvangen uit de koe - de ammoniak- en methaanemissies met ongeveer een kwart verlagen.

Een deel van de boeren kan zo de natuur- en klimaatdoelen halen, maar boeren nabij natuurgebied en in veenweidegebieden moeten meer doen. Minder dieren per bedrijf komt dan in beeld, maar dat loont alleen voor de boer als hij extra inkomsten kan genereren via de melkprijs en/of natuursubsidies.

Scenario’s doorrekenen

Scenario’s doorrekenen, inclusief een inschatting van haalbaarheid en uitvoeringskosten, is belangrijk. De boeren zijn ondernemers en moeten het perspectief krijgen dat ze binnen de randvoorwaarden van stikstof, klimaat en wateropgave fatsoenlijk kunnen boeren en geld kunnen verdienen. Ook banken, waterschappen en natuurorganisaties moeten perspectief zien om te investeren in een klimaat-vriendelijke landbouw voor onze voedselvoorziening.

Boer en natuur moeten perspectief krijgen

De vraag is wel hoe de provincies, die het gebiedsgerichte beleid moeten uitvoeren, de gebiedsplannen kunnen vertalen naar individuele boerenbedrijven. Daarbij moeten we ons realiseren dat provincies bij benadering de uitstoot van bedrijven kennen, maar dat we niet precies de emissies per bedrijf kennen en dus ook niet precies kunnen meten of boer X teveel uitstoot en of de maatregelen op bedrijfsniveau helpen.

Hoe kunnen we dan tot afspraken komen? In Gelderland is bijvoorbeeld ervaring opgedaan met het zogenaamde Marke-model, waarbij boeren om tafel gaan met andere gebiedspartijen om samen te bepalen hoe de stikstof-, klimaat- en wateropgaven gehaald kunnen worden. Daarbij kan ook de beloning voor de boeren aan bod komen. Boeren- en natuurorganisaties kunnen gezamenlijk de natuur- en klimaatdoelen vertalen naar het boerenbedrijf en bepalen hoe je vervolgens de resultaten meet.

Zo is er al een hele set aan Kritische Prestatie Indicatoren die resultaten op boerenbedrijven omzetten in vergoedingen. De provincies kunnen op die manier de regiodoelen vertalen in verdienmodellen voor boeren op bedrijfsniveau. Hopelijk krijgen boeren, natuurorganisaties en waterschappen zo weer grip op de ontwikkeling van hun bedrijf en inrichting van hun gebied, zonder tussenkomst van rechtszaken.

Dit artikel is geschreven door Ernst van den Ende (directeur Animal Sciences Group) en Bram de Vos (directeur Environmental Sciences Group) en verscheen op woensdag 22 juni als opiniebijdrage in dagblad Trouw.