Nieuws

Armoede onder cacaoboeren vraagt om samenhang in aanpak

article_published_on_label
10 december 2020

Er is niet één remedie om de slechte inkomenspositie van cacaoboeren in Ghana en Ivoorkust te verbeteren. Een combinatie van interventies is nodig, concluderen onderzoekers van Wageningen University & Research in samenwerking met voedingsconcern Mondelēz International.

Naar schatting 2 miljoen cacaoboeren in Ghana en Ivoorkust lijden armoede. Zowel overheden als de cacao-industrie ontwikkelen initiatieven om ervoor te zorgen dat boeren in de essentiële behoeften van hun gezin kunnen voorzien. Maar door een gebrek aan samenhang blijft een effectieve aanpak achterwege. De kloof tussen een fatsoenlijk gezinsinkomen en het werkelijke gezinsinkomen is groot: voor beide landen opgeteld verdienen de boeren jaarlijks $ 5,21 miljard minder dan benodigd om in de kosten voor voedsel, gezondheidszorg, onderwijs en andere essentiële behoeften te kunnen voorzien.

Living Income Differential

Zelfs als de marktprijzen voor cacao zouden verdubbelen, dan nog kan het inkomen voor slechts ongeveer 41% van de cacaoboeren genoeg zijn om de kosten voor voedsel, gezondheidszorg en educatie te kunnen betalen. Het gros van deze groep boeren (24%) verdient ook zonder prijsverdubbeling van prijs al een fatsoenlijk inkomen. Het merendeel van alle huishoudens zou er echter nauwelijks van profiteren omdat ze weinig cacaobonen produceren. Prijsverhoging is dus niet dé remedie, al kan inkomenssteun wel een belangrijk hulpmiddel op weg naar verbetering zijn. Een voorbeeld is de invoering van de Living Income Differential door de regeringen van Ivoorkust en Ghana. Dit is een aanvullende premie aan de huishoudens van cacaoboeren. De toeslag van $ 400 per 1000 kilo cacao, komt bovenop de prijs die een boer anders zou krijgen.

Te weinig land, te weinig alternatieven

Een belangrijke onderliggende oorzaak van armoede is dat veel cacaoboeren simpelweg niet genoeg land hebben om genoeg cacaobonen te produceren om een fatsoenlijk inkomen te hebben. Daardoor kunnen zij ook onvoldoende investeren in betere landbouwmethoden. Dit laat onverlet dat een derde van alle boeren wel degelijk kan profiteren van betere productiemethoden, als ze op een goede manier ondersteund worden.

Een andere oorzaak die een rem zet op de inkomens van veel huishoudens in Ivoorkust en Ghana, is de grote afhankelijkheid van cacao. Boeren hebben weinig alternatieve inkomstenbronnen: zij verdienen naar schatting 80 tot 90% van hun inkomen met cacao. Omdat zij weinig alternatieven hebben, blijven boeren maar cacao produceren, zelfs tegen zeer lage prijzen. Trainingen voor boeren die voor hun inkomen minder afhankelijk willen zijn van cacao, lijken zinvol te zijn: in Ivoorkust lag het inkomen van deelnemende boeren na een jaar gemiddeld 12% hoger dan dat van boeren die geen trainingen bijwoonden. In Ghana was dit percentage zelfs 53%.

Landscape approach

Het armoedeprobleem is dus een veelkoppig monster waarvoor geen panacee bestaat. De onderzoekers pleiten voor een samenhangende aanpak, waarin de regeringen van beide landen samen met andere partijen zoals afnemers van cacao, moeten verduidelijken hoe elke partij kan bijdragen aan de nationale strategieën. De landscape approach kan daarbij een bruikbaar hulpmiddel zijn om interventies op elkaar af te stemmen voor specifieke gebieden. Deze benadering staat voor een strategie waarin meerdere partijen vanuit verschillende sectoren bijeen worden gebracht om op verschillende schaalgroottes – van boerenerf tot regionale of nationale schaal - oplossingen te ontwikkelen. Belangrijk is daarbij dat het gesprek met cacaoboeren en hun gemeenschappen onverminderd moet worden voortgezet en zij ondersteund worden met oplossingen die passen bij hun situatie en toekomstwensen. Door onderzoeksdata en geleerde lessen beter met elkaar te delen, kunnen de verschillende partijen elkaar beter helpen, zo concluderen de onderzoekers.