Nieuws

Biodiversiteit bepaalt afbraak organisch materiaal op land en in het water

article_published_on_label
8 mei 2014

Wanneer de soortenrijkdom in de wereld verder achteruit gaat, zal ook de afbraak van bladstrooisel vertragen. Daardoor komen de elementen, zoals koolstof en stikstof, die essentieel zijn voor het functioneren van ecosystemen en onze voedselproductie, langzamer ter beschikking. Dat schrijft een internationaal onderzoeksteam, waaronder Frank Berendse, Jasper van Ruijven, Edwin Peeters en Veronique Vos in Nature.

Terrestrische en aquatische ecologen uit diverse Europese landen en de werkten samen in een internationaal project om de effecten van biodiversiteit op de afbraak van vers organisch materiaal (bladstrooisel) te onderzoeken. Vanuit Nederland werkten de promovendi Marika Makkonen (Vrije Universiteit Amsterdam) en Veronique Vos (van Wageningen University) hieraan mee.

Bladstrooisel in vijf klimaatzones

De onderzoekers voerden experimenten uit in bossen in vijf klimaatzones variërend van subarctisch, boreaal, gematigd, tot mediterraan en tropisch. Ze onderzochten zowel de situatie in bosbodems als in bosbeken. Om de effecten van de diversiteit van het bladstrooisel te onderzoeken zetten ze monoculturen en alle mogelijke combinaties van de bladstrooisels in het veld uit. Ze konden het effect van bladstrooisel-afbrekende bodem- en waterdieren onderzoeken door het strooisel in kooitjes met verschillende maaswijdten te plaatsen. Op die manier hadden verschillende groepen van dieren toegang tot dat bladstrooisel.

Effecten van verlies vergelijkbaar

Volgens het onderzoeksteam is het opvallend dat de effecten van verlies aan biodiversiteit vergelijkbaar zijn in alle vijf de klimaatzones, zowel in het water als op het land. In de studie werden zowel de biodiversiteit van het bladstrooisel gemanipuleerd, als de biodiversiteit van de zogenaamde detrivoren, dit zijn organismen verantwoordelijk voor de afbraak van het bladstrooisel, zoals schimmels en bacteriën, micro- en macro-ongewervelden. “Voor het eerst hebben we in een veldexperiment bewijs gevonden voor een mechanisme dat de biodiversiteitseffecten kan verklaren: uitwisseling van stikstof tussen bladstrooisel met relatief veel (zoals stikstof-fixeerders) en weinig stikstof in het strooisel,” aldus de betrokken onderzoekers.

Met deze kennis van de functionele kenmerken van boombladeren na afsterven en de detrivoren kunnen de veranderingen in de dynamiek van koolstof en stikstof in ecosystemen veel beter begrepen en ook voorspeld worden. Dit is van belang voor de wereldwijde koolstofmodellen waarmee veranderingen in het klimaat voorspeld worden.

Het onderzoeksproject BioCycle werd gefinancierd door de European Science Foundation (ESF).