Persbericht

Biodiversiteit is goed voor de weerstand

article_published_on_label
14 oktober 2015

Grasland met een grote variëteit aan plantensoorten is weerbaarder tegen verstoringen door klimaatverandering. De biomassaproductie en de ecosysteemdiensten blijven overeind ondanks gemiddelde of extreme droogte of natheid. Dat bewijst een vergelijkende studie van een internationaal team, waaronder onderzoekers van Wageningen University, die 14 oktober online verscheen bij Nature.

Het bewijs dat biodiversiteit de negatieve effecten van klimaatverandering kan beperken, werd niet eerder overtuigend geleverd. Individuele experimenten in grasland  leverden geen eenduidige resultaten op, waarschijnlijk door grote variatie in de mate en duur van de klimaatverstoring. Door in 46 meerjarige experimenten de jaarlijkse variaties in biomassaproductie te koppelen aan alle verstoringen in het weer (nat, droog, gemiddeld en extreem) ontstond wel een duidelijk beeld.

Weerstand

De studie laat zien dat het positieve effect van biodiversiteit zit in de weerstand van een systeem, en niet in de veerkracht. Weerstand (resistance) is het vermogen om verandering door verstoring zo klein mogelijk te houden, veerkracht (resilience) zegt iets over hoe snel een ecosysteem weer op het oude niveau terugkeert na een verstoring. “Op grasland met meer soorten blijkt de productie tijdens de klimaatverstoring veel minder te veranderen; de grasopbrengst had bijvoorbeeld veel minder te lijden onder droogte”, zegt Jasper van Ruijven van Wageningen University. “Het herstel van de productie een jaar na de verstoring werd echter niet beïnvloed door de biodiversiteit”.

Behoud van biodiversiteit

De conclusie betekent dat de effecten van klimaatverandering en de achteruitgang van biodiversiteit elkaar kunnen versterken, zegt Van Ruijven. “Biodiversiteit wordt onder meer bedreigd door klimaatverandering. Tegelijkertijd is een functie van biodiversiteit beperking van het effect van klimaatverandering. Door klimaatverandering is het behoud van biodiversiteit dus extra belangrijk voor het in stand houden van de productiviteit van een ecosysteem en de ecosysteemdiensten die daarvan afhankelijk zijn.”